United States or Niue ? Vote for the TOP Country of the Week !


Of trachten ze onder een klimaat zelf te heerschappen , Daar sterflijk mensche nooit het spoor van zijne stappen Geprent heeft laten staan, daar zonder arrebeid De willige natuur het akkerveld bereidt, Zij zullen menigmaal nog om Egypte wenschen, Eer 't tot voldoening strekt voor zoo veel duizend menschen, Die buiten Farao behoeven al ter nood Tot nooddruft eenen opgehoopten vollen schoot.

Ik had eene vage gewaarwording, dat ik misdadig een blik had geworpen op een geheimzinnigen arbeid, die verborgen moest blijven voor het sterflijk oog. Het was mij, alsof ik bederf gezaaid had in de pas ontwaakte ziel van dien boerenjongen.

Nooit schijnt de zon hier en geen vogel broedt er, Dan dagschuwe uilen en onzaal'ge raven. Zij toonden mij dit schrikverwekkend dal, En zeiden, dat in 't holste van de nacht Een duizend booze geesten, duizend slangen, Tien duizend egels en gezwollen padden, Dooreen, er zulke gruwb're kreten slaakten, Dat ieder sterflijk wezen, dat ze hoort, Terstond waanzinnig wordt of plots'ling sterft.

Van u kan maar bij deelen droomen De lange dag die u verwacht; En wonder blijft uw volle komen Straks aan de hand der jonge nacht. Dien de blinden blinde smaden, Daar uw glans hun schemer dooft Waar de kroon van uw genaden Weêrlicht om één sterflijk hoofd: Door de duizenden verloornen Aangebeden noch vermoed: God dien enkel uw verkoornen Loven voor het hoogste goed....

Het is aan hen, om de aarde te overheeren: Hun, Koning Adams stam, en van geen sterflijk zaad! Wat is zijn wierook my, die naar mijn glorie staat?" Hem andwoordt Fuäl; hy, die kwijnende en verslagen, Gods vonnis wettigde, en zijn borst weêrhield van klagen, Maar de oogen neêrsloeg met een ziel vol naberouw; Gevallen, maar in 't hart aan God en plicht getrouw.

FARAO de koning, TIFUS en SERAX, droombedieders en toovenaars, Wanneer de schaduw valt, en dat het sterflijk dal 's Nachts vleugelen bespreidt, zoo slaapt den grooten al.

't Is Hemel, waar ik heul, vertroosting, lichtnis vind, Verdelgen mag, vertreên, en niets my meer verbindt: Waar ik den sterveling, zijn wellust, zijn genoegen, Zijn' aardboôm, nieuwen vloek by d'ouden toe mag voegen, Den mijnen van mijn hoofd ontlasten door de wraak, En 't sterflijk broederkroost affoltren tot vermaak.

Zoo wijd de morgenstond beschaamt het nachtzeil zwart, Toont dat de gunste strekt van uw vaderlijk hart: Treedt ons met uw gericht niet altijd op de hielen, Werpt uwen bliksem niet op zoo veel duizend zielen: Wij zijn Dijn handen werk..... Aanschouwt dat heerlijk licht! Hoe blikt in 't sterflijk oog dit wonderlijk gezicht!

Nu heft uw geest in reinste rijken Van zang zijn vleuglen, en zij grijpen Winden, die in dien zaalgen hemel beven; Wij zeilen voort, ver weg, zoo ver, Zonder een koers, zonder een ster, Slechts door den drang van zoeten klank gedreven; Tot ge eindelijk door eilandgaarden, O schoonste loods! te schoon voor de aarde, Waar nooit een sterflijk scheepje glijdt, De boot van mijn begeerte leidt; Liefde is wat we aadmen hier, liefde volkomen, Bewegende in den wind en op de stroomen, Makend deze aard gelijk aan 't geen we omhoog ons droomen.

Spreekt Amor van mijn Vrouwe: "Hoe ware ooit Zoo zuiver en zoo schoon een sterflijk wezen?" "God heeft", dus denkt hij, "met een nooit volprezen En gansch nieuw wonderwerk de aarde verrijkt." Geen parel werd met blanker tint getooid, Heel haar van schoonheên evenwichtig wezen Vormde Natuur van stoffen uitgelezen; Dus heete schoon alleen wat h