United States or Nicaragua ? Vote for the TOP Country of the Week !


Haar lokstem is een smakkend "tsjek", het tot waarschuwing dienend geluid een snorkend "err", haar gezang, dat als 't ware een samenvoeging is van het lied van den Tuinfluiter en dat van de Rosse Grasmusch, is op verschillende woonplaatsen en bij verschillende individuën ongelijk, maar over 't geheel genomen welluidend en rijk aan tonen.

Zijn lokstem is een knippend geluid; een onbehagelijke gemoedstemming geeft hij door een snorkend "sjarr" te kennen, angst door een krijschend gekwaak; zijn zeer aangenaam gezang is gekenmerkt door lange, luide, trillende fluittonen, die dikwijls herhaald worden; het gelijkt op dat van andere Rietzangers, maar brengt toch ook weer dat van den Kwikstaart of van de Boerenzwaluw in herinnering; er is zooveel afwisseling in, dat het op een lijn gesteld kan worden met het lied van de Grasmusch.

Maar wees verheugd: dezen avond zal er flesschenmuziek zijn, bij onze lievekens in de Ketelstraat. En de drie nachtwachten zullen wij dronken maken, en snorkend zullen zij de stede bewaken. Zoo gezegd, zoo gedaan. Doch, 't was dicht tegen Sint-Maartensdag: de kerk was versierd voor den heiligdag. Uilenspiegel en Pompilius gingen 's nachts de kerk binnen en sloten goed de deur.

Zes en negentig... Ach, goeie God!... Zeven en negentig... Sultan, Sultan!... Acht en negentig... Hou stil je mes!... Negen en negentig... Honderd... Ah! Ah!... Vijf uur 's morgens stond-ie op. De vrouw lag nog snorkend onder de dekens. "Sta je op, Marie!..." "Ja, ja!" "Kom geef nou me koffie..." Hij waschte z'n vuile gezicht in 'n emmer water. Maar soezend bleef-ie.

Zijn lokstem is een smakkend geluid, dat als "tek, tek" klinkt; hij waarschuwt met een snorkend "rhahr"; zijn angstgeschreeuw is een moeielijk te beschrijven gekwaak; een behagelijke stemming wordt te kennen gegeven door de klanken "biwèwèwuu", die zoo zacht zijn, dat men ze alleen op korten afstand kan hooren.

In den neveligen ochtend stonden twee paarden, die door Carolus en Rogier werden opgetuigd; uit de tenten rondom klonk hier en daar het geluid van een snorkend slaper. Zij klommen zwijgend te paard en reden heen.

Maar de stilte en wilde niet breken, en hare woorden stierven seffens uit, zonder naklank, zonder een bijblijvend gedacht, dat mocht de angstige leegte vullen. En dan zweeg ze ook, met de anderen mee, en dan hoorde ze somtemets het snorkend asemken van 't zieke kind.

Toen ze eindelijk snorkend in slaap vielen, was hij de eenige blanke aan boord die nog tot iets in staat was, en hij hield een ijselijke wacht tot de morgenschemering, in angst en vreeze voor een aanval van de wal of een oproer van de bemanning.

't Is eigenlijk de wil van Troelstra. Feitelijk doen Cort van der Linden en Treub niet anders dan dat zij buigen voor Troelstra. Snorkend, maar niet zonder grond, noemde Troelstra dan ook dit Kabinet zijn zaakwaarnemer. Kan 't erger? Gelukkig is er in Nederland nog een volk, dat nooit ofte nimmer voor den schepter van Mr. Pieter Jelles' volkswil bukt. En dat is 't Calvinistische volk.

Zijn lokstem is een heesch, snorkend "chrr", dat soms als "sjwer" klinkt; het doffe "kweg kweg" geeft goedgeluimdheid te kennen; de paringsroep is het hol klinkende "hoep hoep". In 't voorjaar laat het mannetje dit geluid aanhoudend hooren, maar reeds tegen het einde van Juli niet meer.