United States or Malaysia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Nu, goed dan, ik zal je helpen,” en zich tot den kleinen groom, die in de portiersloge op een lei zit te krabbelen, wendend, zegt de portier: „Ga eens naar boven, naar No. 12, en vraag of de baron te spreken is voor dien snorder.” „Voor No. 181,” roept de manke den jongen, die inmiddels de trappen opwipt, nog na.

’t Begint zachtjes te sneeuwen; dat helpt den Bobberd aan een klant. Met lachend gezicht rijdt hij weg en hoort de spijtige woorden niet van den manke, die hem naroept: „Gelukkige vent, jij bent er alweer uit met een prijs!” Verlangend ziet de overgebleven snorder naar de reizigers, die in steeds kleiner aantal hem voorbijkomen.

Met zijn hoed in de hand, staat Dirk min of meer verlegen voor den welgedanen portier, die met een zekerairhem van het hoofd tot de voeten opneemt, als wilde hij zeggen: „Wat moet die armoedige snorder hier?” „En nou wou ik u vragen, of die heer er nog is.” „Weet je niet hoe hij heet? Moet je geld van hem hebben?”

Een oogenblik is het doodstil in ’t vertrek, dan zucht de manke hoorbaar, diep, draait zijn hoed rond in zijn handen en zegt dan zachtjes, met trillende stem: „Ik ben zoo arm!” Er is iets in de houding van den snorder dat voor hem pleit; hij staat daar bescheiden, kalm en rustig.

Ik begrijp het geval niet recht," vervolgde hij zacht tegen Ulrica, op een gullen toon: "Botbergen is een snorder, dat is waar, doch niet van moed ontbloot; want dat ik hem zooeven wat plaagde, geschiedde slechts uit een oude gewoonte: ik kan niet denken, dat hij het geheele verhaal opzettelijk verzonnen heeft.

Zulke open of dichte wagentjes worden meestal alleen door benevelde of vroolijke nachtvogels gebruikt, en nergens weten de kreupele paarden, die er voor zijn gespannen, zoo goed den weg als op den Zeedijk en in de Nes. Desnorder”, die door een knecht gereden of bestuurd wordt, staat, hoewel geen sport, toch iets hooger op de ladder van ’t voerwezen.

Eindelijk weet de Baron wat hij weten wil, neemt zijn zakdoek, brengt die even aan ’t voorhoofd en zegt tot den snorder:

Alles slaapt nog in zijn woning, want eindelijk heeft zich ook de vrouw, met ’t zieke kind aan haar borst gedrukt, naast hem kunnen neerleggen. Hij moet naar den stal, om zijn vigilante, schoon te maken en in te spannen; want eerst tusschen acht uur en halfnegen komen de stationneerende rijtuigen op den Dam of elders, en de snorder kan juist vóór dien tijd soms een vrachtje krijgen.

De baron heeft nogmaals den inhoud nagezien, en na een oogenblik te hebben gedacht, zegt hij: „Zoo! Zoo! En hoeveel was dat wel, goeie vriend?” „Vijf en twintig gulden, meneer!” „Hum!” De oude heer richt zijn oogen scherp op den snorder en vraagt met een zweem van misnoegen in zijn stem: „En waarom deed je dat?”

Gewoonlijk houdt de koetsier van een gestationneerd rijtuig of aapje een tamelijk goed weekloon over en kan daarvan, wanneer Bacchus hem niet de baas is, met een gezin vrij goed, soms zeer goed leven. Desnorderdaarentegen is in den regel in dienst bij een baas, die één of twee invalide oude rijtuigen bezit en even zooveel afgeleefde knollen op stal heeft.