United States or Burundi ? Vote for the TOP Country of the Week !


Nu eens maalden hem de geheimzinnige voorvallen in Tiel door het hoofd; dan weder dacht hij aan de bekoorlijke Ulrica, welke hij zoo vurig verlangde en toch vreesde weder te zien.

"Des te meer eer zal hij u doen, Bouke! doch gij moet om mij denken als gij met hem jaagt." Nu kon Bouke het niet langer uithouden: "neen Jonker," riep hij: "ik wil den hond niet hebben en ik wil niet met hem jagen! ik ga met u waarheen gij trekt: nu mag ik het u zeggen: ik kan u niet verlaten." "O dat is goed!" riep Ulrica, die inmiddels genaderd was: "dat is goed! daarvoor moet ik u kussen.

Ga, verlaat mij, Satan! en zoek de Saksische heks Ulrica, die u alleen zeggen kon, wat niemand dan zij en ik gezien hebben. Ga, zeg ik, tot haar, die de wonden afwiesch, en het lichaam uitstrekte, en den doode het voorkomen gaf van iemand, die op zijn tijd een natuurlijken dood gestorven was. Ga tot haar!

Dan, wat waarborgt mij, dat gij zelf, wanneer Ulrica de uwe wezen zal, uw woord niet verbreken zult en, tevreden met den verkregenen bruidsschat uw dagen onbekommerd zult gaan doorbrengen en u onzer niet langer aantrekken." "Ik ben reeds te ver gegaan om weder terug te keeren," hernam de Ambtman: "en wat mijn woord betreft, dat heb ik nooit gebroken."

"Zij is niet voor dienstbaarheid geboren," antwoordde Ulrica: "en mij dunkt Geert! dat, als ik geduld met haar heb, gij u niet over haar behoeft te beklagen." "Geduld! geduld! ja, dat is goed en wel," zeide Geert: "maar UEd. moet denken, tegen UEd. toont zij haar heerschzuchtigen aard maar half.

"Om uwentwille?" herhaalde Ulrica, verbleekende: zij zag rond, en nu eerst ontdekte zij Joan, die, van de menigte afgezonderd, met het hoofd in de hand, tegen een staldeur leunde, de oogen nedergeslagen houdende, en bleek als een doode. "Joan!" riep zij, angstig naar hem toesnellende: "Joan! wat hebt gij gedaan? wat verhaalt men van u? Is het waar, dat....?"

Ulrica voldeed aan zijn vragen: haar antwoorden lokten wederom nieuwe vragen uit, en het onderhoud verlevendigde zich, totdat Ulrica eindelijk vroeg, wat er toch, een oogenblik na Joans terugkomst, in de zaal had plaats gehad. Joan voldeed aan hare nieuwsgierigheid. "Gij zult u toch aan geen gevaren blootstellen?" vroeg zij.

"UEd. denkt toch niet, dat ik het opzettelijk verhaalde?" vroeg Botbergen, door het gezegde der Jonkvrouw een weinig uit het veld geslagen. Deze ontijdige en ongepaste verontschuldiging versterkte Ulrica in het vermoeden, dat zij reeds niet alleen omtrent het boosaardig opzet van Botbergen, maar ook omtrent de waarheid van zijn verhaal, had opgevat.

"Ik wel," zeide Joan: en met een diepe buiging verliet hij de zaal, terwijl hem Ulrica, met bevreemding, ja met een soort van angst, of het hem ook in het hoofd schortte, en de Ambtman, met den spotachtigen blik, die hem sedert zijn komst niet verlaten had, en met een innerlijk genoegen van den jongeling verschalkt te hebben, naoogden.

Nadat deze ook van zijn lotgevallen aan den Predikant een kort bericht gegeven had, verzocht hij van hem te mogen weten, of het waar was, dat, gelijk Bleiswyk verhaald had, Ulrica eerlang verloofd zou worden. Raesfelt bevestigde zulks. "En is de Baron altijd evenzeer op mij vertoornd?"