United States or Japan ? Vote for the TOP Country of the Week !


De ekster rok traag hare vleugels uit, lengde haren hals, huiverde over geheel haar lijf, en zette zich weer rustig en thoope, met gevouwen pootjes, op den pot, die blauw en bollig te blinken zat. Het werd haar alsof ze zeggen zou: "Mijn arme Johan, wat moet er van u geworden?" Het oude huis op de Papenvest was eene herberg. Dagelijks ging er nu Johan Doxa.

Lieven Lazare vreesde hij duchtig, maar had hem meer innig, meer van binnen en uitermate lief. Op een middag kuierde Johan Doxa langs de Papenvest. Hij was zeer droevig want het groene sijsje had hij 's ochtends dood gevonden. Hij drumde tegen de muren en zag langzaam de vierkante straatsteenen onder zijne voeten wegslieren achterwaarts. De stad was blauw en luchtig.

Hij ondervroeg hem daaromtrent. Johan lachte even, schuw en angstig, sprak niet, kuchte en speekte. Op een morgen besloot Lazare zijn vriend eens forsig aan te pakken en kost wat kost van hem te vernemen wat hem zoo zwaar op het hart lag. Hij verliet de kamers, die hij voor een tijdje in de Broekstraat bewoonde, en begaf zich naar de Papenvest.

Een eind aan wat? Dat wist hij niet, maar hij werd, jegens Lazare, zeer verlegen omdat hij 't doen moest. Het huwelijk was, in zijn idee, iets dat men doen moet, iets waartoe men gedwongen is. De vrouw van den politieagent woonde in het huis, waar hij een zolderkamertje met een duivenkot gehuurd had, nummer 82 op de Papenvest. Hijzelf gebruikte het duivenkot niet.

Wel! wel! een mensch zou er kiekevleesch van krijgen, als men bedenkt wat er al omgaat!... In 't volle van de stad jongen, in 't volle van de stad!..." Hij kwam op de Papenvest en verwonderde zich dat de huisdeur, die anders nooit zoo vroeg was ontgrendeld, op een reetje open stond. Hij strompelde onvoorzichtig de trap omhoog. Het huis was stil. Hij keek op....

Om hem zilverde de zingende zon, maar grijs en zwaar nevelde zijn treurende gedachte: het zou er nu mee uit zijn, het groene sijsje is kapot.... Zoo kwam hij in de Papenvest. Op den drempel van een oud huis stond eene vrouw. Zij was groot en blozend en hare huid schoot op uit haren rooden halsdoek, gelijk eene klaarte vol zoetigheid. Ze lachte stille. Ze lachte stille, stille.

Eens ontving hij een kaartje van een heer, die hem wat dringends te vertellen had en hem verzocht om bij hem, als mogelijk, aan te loopen. Johan Doxa herlas driemaal te reke het adres, en begon daarna het zweet weg te vagen, dat in zijn haar kittelde en op zijn voorhoofd te perelen stond. De heer woonde op de Papenvest, in het oude huis, eerste verdieping.