United States or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zoo Lavater dat gezicht had gezien, zou hij er den gier gepaard aan den procureur in hebben gevonden; den roofvogel en den chicaneur, die wederzijds elkander leelijker maakten en aanvulden; de chicaneur door den roofvogel gemeen, en de roofvogel door den chicaneur afschuwelijk te maken. Dezen man had een langen grijzen baard.

Immers de een, al is hij leelijker dan elke aap, verbeeldt zich in allen opzichte een Nireus te zijn; een ander gelooft, zoodra hij drie lijnen met een passer getrokken heeft, dat hij op ende op een Euclides is; een derde zingt bij de lier als een ezel en, schoon zijn stem nog leelijker klinkt dan die van een haan, als hij zijn hen bijt, acht hij zich toch een tweeden Hermogenes . Maar verreweg de aangenaamste soort van waanzin bestaat hierin, dat sommigen snoeven op elke gave, die een der hunnen bezit, alsof zij zelf die bezaten.

Door deze valsche beschuldigingen, die mij later door een toeval, dat het niet de moeite waard is te vermelden, ter ooren kwam, keek Flimnap, de minister van financiën, gedurende eenigen tijd zijn vrouw leelijk en mij leelijker aan; en ofschoon hij ten laatste ontgoocheld en met haar verzoend werd, verloor ik daar zijn gunst niet minder om, en zag mijn invloed snel afnemen ook bij den Keizer, die inderdaad te zeer beheerscht werd door dien gunsteling.

De gewone gang is een vreemdsoortige, aan steltloopen herinnerende beweging; bovendien buigt het dier bij iederen stap den kop op een zoo in 't oog loopende wijze naar voren en naar achteren, dat men zich moeilijk een leelijker schouwspel kan voorstellen dan de langzame gang van dit wangedrocht.

De soldaten van de expedities van 1906 hebben hier en daar, alle discipline ten spijt, geprobeerd de borden die hun de mooiste leken, uit het metselwerk te lichten, en in die poging alles doen barsten en breken. Nu, leelijker dan het was, kon het niet worden.

Hij was lang, schaal en mager, lachte zelden en als hij 't deed, werd hij nog leelijker om aan te zien. Meneer Jolliffe was de zoon van een deurwaarder. De ziekte had hem aangetast in West-indië, waar ze honderden wegrukte.

De kleine, smerige huizen waren veel leelijker dan die te Tanger, vol scheuren en door vieze donkere gangen van elkaar gescheiden. Door dien Augius-stal trok men voort, vol walging van zooveel morsigheid. Hier en daar liepen de vrouwen, wier kostuum er even vuil uitzag als zijzelf, bij hunne komst haastig naar binnen, naakte bevreesde kinderen medesleurende.

"Nou, dat ze 't hem aangetrokken zoue hebbe om in begrave te worde, natuurlijk," antwoordde de vrouw lachend. "D'r was 't er een gek genoeg om 't te doen, maar ik heb 't hem weer uitgetrokke. Als katoen niet goed genoeg is voor zoo iets, dan is 't nergens goed genoeg voor. 't Staat em net zoo goed. Hij kan er moeilijk leelijker in uitzien dan ie toch al deed."

Er traden twee mooie jongens binnen, de een van negen, en de andere van tien jaren. De ondeugd zag hun uit de brutale zwarte kijkers, en zij waren er, helaas! niet leelijker om. Zij droegen blauwlakensche pakjes met tallooze vergulde knoopen over de schouders, breed omgeslagen en breed geplooide batisten halskragen, geen das, en lage schoenen met witte kousjes.

Zoo trekken wij niet zelden onze warme gevoelens het koude harnas der krachtbetooning aan, waarin zij beven en bibberen, en verbergen de lieve trekken onzer zachtaardigheid achter eene harde grijns, opdat wij toch vooral leelijker zijn zouden. Bloodaards! niet te ver met deze huichelarij!