United States or Romania ? Vote for the TOP Country of the Week !


Na dat Mathilde Jozef zich had laten overtuigen, hoe-of vader beterde met den dag, hoe opgewekt hij er weêr begon uit te zien en met hoeveel pleizier hij zijn krantje las, en hoe lekker hij weêr brood at, stonden zij op het portaaltje buiten de deur van de ziekekamer een oogenblik stil. Ik ben boven aan een aquarel bezig, die nog al goedgaat, zeî Mathilde.

Waarom had hij die uitnoodiging dan ook weer aangenomen, hij wist toch wel hoe ze waren, die avondjes. Kijk nu die ingebeelde malle schapen en die misselijk-flauwe kerels daar staan te huppelen en te grinneken en grappig te doen voor zij uitgemaakt hebben wat voor charade ze wel doen zullen, zei hij in zich zelf. De oude van den Bosch poetst 'm! Die gaat zijn krantje lezen; wat hij gelijk heeft!

Nòg eens las-ie 't slot, nog eens als 'n vreemde bestaarden z'n troebele oogen de feller gedrukte namen. Dan, dood van gebaar, lei-ie 't krantje op de tafel, en de kleine ruimte die 'm van z'n bed scheidde met malle stappen doorduizlend, trok-ie de deken over z'n hoofd, zonder gesnik, zonder gekreun. Den volgenden morgen vonden ze 'm bewusteloos. Hij kwam niet meer bij.

Twee menschen en vijf kinderen verbrand. Even lei-ie 't krantje neer, verdwaasd, wezenloos, niet begrijpend. Dan opstaand, rècht onder de lamp, zonder iets te gevoelen van uitputting of moeheid, l

Ik schreef hem terug, kreeg weer een langen brief, en wat er precies in stond weet ik niet meer, maar ik herinner mij dat hij heel sympathiek was. Daarvoor ben ik Kloos altijd dankbaar gebleven. Die heeft beseft dat daar iets nieuws aan het worden was, dat er uit dat onaanzienlijke krantje nog wel eens iets goeds kon voortkomen.

Het werd donkerder. Het was een wel hopeloos schemeruurtje; de oogen gericht op het roode licht van het plafond. Het waren in-krachtlooze oogenblikken, zooals ieder ze heeft, oogenblikken, waarin de afmatting van kamerleven zich triestig concentreert. Er werd gebeld. Bij zessen. Dat zou de post wel weer zijn. Dinsdag. Ik wist precies wat er in de bus lag. Dinsdag kwam dát krantje. Anders niets.

Ik zou het maar ophalen en weer eten en wandelen door de Van Wou-, door de Utrechtsche-, door de Kalverstraat. Op de vloermat lag het krantje. Ook een brief in rose envelop. Het was een vrouwenhand. Bij het licht van de kachel las ik langzaam woord voor woord. De handteekening stond er scherp en raak, met een streep er onder. Wonderlijk.

Hij propte z'n mond vol brood en worst en veegde z'n handen af met 't Handelsblad, dat i daarna in elkaar frommelde. "Ik zal er maar niet op schrijven, ik deug daar toch niet voor." En toen kwam uit een binnenzak een oud vermolmd onwelriekend krantje, op de vouwen doorgesleten: "De Vlachtwedder Grensbode." Hij liet me een artikeltje zien: "Brieven uit Amsterdam" stond er boven.

Zes hatti er geschreven, zei i, de vijf andere had z'n broer zoek gemaakt. Japi nam nog een sneedje brood. "Moet je niet meer?" vroeg hij. Ik bedankte en Japi nam 't laatste van m'n twee ons worst, "'t Ordinaire volksvoedsel" ging er goed in. "'s Nachts gemaakt" zei Japi met z'n mond vol en wees met 't mes naar 't krantje. "Na kantoortijd, 's Avonds moest ik altijd op kantoor terugkomen.

Wat wisten zy anders van den oorlog dan hetgeen zij stil op hunne kamers in hun antwerpsch krantje hadden gelezen en dat vertelde hun gisteren nog dat de zaken goed stonden, dat er geen de minste reden was tot verontrusting, het nachtelijk kanon-gebulder zelfs mocht niemand beangstigen: het waren proefscheuten met de zware engelsche marine-stukken. Toch ontstond er geen paniek.