United States or Saint Kitts and Nevis ? Vote for the TOP Country of the Week !


De vogel hoorde hem, en met één vleugelslag was hij boven op den steen. De jongen stond gauw op, en kwam hem tegemoet. "Ben jij niet Bataki, de raaf, een goede vriend van Akka van Kebnekaise?" vroeg de jongen. De vogel keek hem aandachtig aan, en knikte toen drie keer met den kop. "Jij bent toch niet de jongen, die met de wilde ganzen rondvliegt, en dien ze Duimelot noemen?"

De ganzerik probeerde wel dien raad te volgen en meer vaart te zetten; maar daardoor werd hij zóó uitgeput, dat hij zelfs tot de geschoren wilgen neerzonk, die langs de akkers en weiden stonden. "Akka, Akka, Akka van Kebnekaise!" riepen toen zij, die achteraan vlogen, en zagen hoe moeilijk hij 't had. "Wat wil jelui nu weer?" vroeg de aanvoerster, en scheen geweldig knorrig.

Onder het lange wachten was de ouderdom over Karr gekomen. Hij was oud geworden, zonder dat hij het had gemerkt. Hij kon niet eens meer een slang doodbijten. Hij was niet in staat zijn vriend Grauwvel van zijn vijand te bevrijden. Op een middag streek Akka van Kebnekaise en haar troep neer aan den oever van een boschmeer.

Akka van Kebnekaise vloog vooruit, en achter haar kwamen IJksi en Kaksi, Kolme en Neljä, Viisi en Kuusi, Maarten de ganzerik en Donsje. De zes jonge ganzen, die den troep den vorigen herfst vergezelden, hadden dien nu verlaten, en redden zichzelf. In hun plaats nam de oude gans nu tweeëntwintig jonge ganzen meê, die dezen zomer in het rotsdal waren opgegroeid.

Maar in het rotsdal waren ze gewend geweest den heelen dag door te eten, en het duurde niet lang, voor ze naar eten begonnen te verlangen. "Akka, Akka, Akka van Kebnekaise," riepen de jongen klagend. "Wat is er nu?" vroeg de leidstergans. "We hebben zoo'n honger, dat we niet langer vliegen kunnen," schreeuwden de jonge ganzen.

En toen hij aan den voet van de hoogte was, zag hij, dat het grauwe boschje Akka van Kebnekaise was, die daar klaar wakker stond rond te kijken, alsof ze de wacht hield voor het heele dal. "Goeden morgen, Moeder Akka!" zei de jongen. "Dat is heerlijk, dat u wakker is. U moet zoo vriendelijk zijn de anderen niet wakker te maken, want ik wou u graag alleen spreken."

Een paar jaar voor dat Niels Holgersson met de wilde ganzen rondtrok, stond de oude leidstergans Akka van Kebnekaise op een morgen beneden in het rotsdal naar het arendsnest te kijken.

De jongen had op den top van de besneeuwde Kebnekaise gestaan en op gletschers neergezien, die zich beneden den steilen witten kegel uitbreidde, en hij had veel andere hooge rotsen bezocht, die niet dikwijls door menschenvoeten betreden werden. Akka had hem verborgen dalen tusschen de bergen gewezen, en hem in rotskloven laten neerzien, waar de wolvinnen hun jongen grootbrengen.

En 't allerakeligste was, dat hij juist Akka van Kebnekaise ontmoet had. Want, al was hij maar een tamme gans, hij had toch wel van een leidstergans gehoord, die Akka heette, en die meer dan honderd jaar oud was. Zij was zeer gezien, en de beste wilde ganzen, die er waren, sloten zich gewoonlijk bij haar aan.

Hij was er verbitterd over, dat hij op die manier tot een woordbreker was gemaakt. Hij keerde den arend den rug toe, en wilde geen woord met hem spreken. Maar nu de vogel den jongen op een plaats had gezet, vanwaar hij niet weg kon loopen, vertelde hij hem, dat hij door Akka van Kebnekaise was opgevoed, en dat hij ongenoegen met zijn pleegmoeder had gehad.