United States or North Macedonia ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Maar waar zijn de visschen?" merkte de harpoenier op, "ik zie er geen." "Wat gaat u dat aan, vriend Ned," antwoordde Koenraad, "omdat gij ze toch niet kent." "Ik, een visscher!" zeide Ned Land.

Koenraad keek altijd naar Ned: de harpoenier liep vooruit, en terwijl hij door het bosch wandelde, verzamelde hij zonder zich te vergissen uitstekende vruchten om zijn voorraad volledig te maken. "Ontbreekt u niets?" vroeg Koenraad. "Hem!" kuchte de Amerikaan. "Wat beklaagt gij u?" "Al die planten en vruchten maken geen maal uit," antwoordde Ned. "Hiermede eindigt een maaltijd, dat is het dessert.

En tot hem kwam Horus van Edfu, ook Harpoenier en Held genaamd, zoekend naar dien Boosdoener Set, den moordenaar van Osiris. Lang had hij gezocht, maar Set was hem steeds ontweken. Koning Ra had zijn strijdmachten verzameld, want Set was tegen hem opgestaan en Horus was blijde bij het denkbeeld van een strijd, want hij hield meer van een uur vechten dan van een dag feestvieren.

En daarop ontstond een soort van twistgesprek tusschen de beide vrienden, want beiden kenden visschen, maar ieder op verschillende wijze; Ned Land kende er wel onderscheid tusschen, doch Koenraad wist er zooveel te meer van, en nu hij de vriend van den harpoenier geworden was, kon hij niet dulden, dat deze minder wist dan hij; daarom zeide hij: "Gij zijt een visschendooder, mijn vriend, een zeer handig visscher; gij hebt eene groote menigte van die belangwekkende dieren gevangen; maar ik wed, dat gij niet weet hoe men ze in klassen verdeelt."

De boot wist den kleinen visch nabij te komen en de harpoenier wierp hem zijn vreeselijk wapen tusschen de ribben, diep in het vleesch. Zich gewond voelende, ontvluchtte ons het arme dier, een honderd vadem lijn achter zich medetrekkende; doch een jonge visch, die eens goed geraakt is, legt het spoedig af.

Op de Gjöa woonden luitenant Hansen, Manni en ik; in ons huis aan wal de andere vijf van ons; vijftig meter verder westwaarts lag Stens huis, dat van planken en balken uit de Bonanza was opgetrokken en er als een villa uitzag. Het bestond uit twee kamers, waarvan de eene bestemd was voor Sten met zijn vrouw Kataksina en zijn dochtertje Anni, en de andere voor den harpoenier Jimmi met zijn vrouw.

"Welnu mijn waarde harpoenier, als gewervelde dieren van eenige honderden meter lang, en dik naar evenredigheid, zich in zulke diepten ophielden, zouden zij omdat de oppervlakte van hun lichaam zooveel grooter is, een gewicht van millioenen maal millioenen kilogrammen te dragen hebben; en bereken dan maar eens welk een weerstandsvermogen hun skelet en welke kracht hun samenstel hebben moet om zulk eene drukking te weerstaan."

"Het is geen walvisch," zei de harpoenier, die het voorwerp niet uit het oog verloor. "De walvisschen en ik zijn oude kennissen, en ik zou mij daarin met bedriegen." "Laten wij maar wachten," merkte Koenraad op; "de Nautilus gaat dien kant uit, en spoedig zullen wij zien wat het is." Inderdaad, het zwarte voorwerp was weldra geen vier kilometer meer van ons af.

"Zeg eens, vriend Ned," merkte Koenraad op, "wat zoudt ge wel gezegd hebben, als er in het geheel niets stond?" Deze woorden stopten den harpoenier den mond. Wij gingen aan tafel en aten zonder verder een woord te spreken.

Wij slaagden er in eene gunstige standplaats in te nemen, door aan de zeezijde van haar te komen, en haar zoo tusschen de rotsen in ondiep water te drijven. Ten laatste kwamen wij zoo dicht bij het jong, dat de harpoenier zijn wapen reeds richtte, wetende dat als het kind eenmaal getroffen was, de moeder, die het nooit verlaten zou, in onze macht zou zijn.