United States or Mauritania ? Vote for the TOP Country of the Week !


Als toen 't blauwend wolkgevaart D' eerstlingknop deed geuren.... O, mijn neêrgebogen hart, Zeg, nu alles levend werd, Zult gij langer treuren? Al te lang suste u de Min Met haar kranke droomen in, In gewaand genuchte: Slaapt ge voort, in wangevoel, Zonder werking, zonder doel, Schoon uw jeugd ontvluchtte? Neen, waak op! Het bloeiend pad Lokt u, of ge voorwaarts tradt Roept u tot viktorie!

Daar werden gezien met hunne narren: de Prins van Liefde, van Doornijk, rijdende op eene zeuge, die Astarte hiet; de Koning der Zotten, van Rijsel, die een peerd bestierde bij den steert en achter hetzelve ging; de Prins van Genuchte, van Valencijn, die zich vermaakte met de veesten van zijnen ezel te tellen; de Abt van Vroolijkheid, van Atrecht, die zijn Brusselschen wijn dronk uit eene flesch, in de gedaante van een getijdenboek, en het boek lustig om lezen vond; de Abt der Gevulde Buiken van Ath, die gescheurde kleederen en versleten schoenen aanhad, maar eene worst droeg, met dewelke hij zijn buiksken vulde; de Proost van Onbezonnenheid, jonge knaap, die op een schuwe geit zat en aldus door het volk reed, ten gevolge waarvan hij slagen en stompen in groote menigte ontving; de Abt van den Zilveren Schotel, van de stad Le Quesnoy die, te peerd, gebaarde zich neder te zetten in eenen schotel, zeggende: hoe groot een beest ook weze, het toch kan gebraden worden.

Theodorus Clutius, zoo hij zich op zijn Latijnsch betitelde, verdeelde zijn geschrift in 3 boeken: "I van de Biën inhoudende, van de nature, eygentschap ende hare ordentlycke regeringe, die sy met haren coninck onder malkanderen onderhouden; II van de regeeringhe der Biën, leerende hoe men die op 't profytelyckste voeden ende regeren sal; III van den Honich, tracterende wat nuttigheydt ende profyten dat men daer uyt can cryghen, ende wat men daer van can maken". Deze boeken zijn wederom in kapittels onderverdeeld en het geheele werk is gesteld in den vorm van samenspraken, die besloten worden met de volgende ontboezeming van zijn ondervrager: "Het is my gewest een genuchte om te hooren, verstaen hebbende al, dese wonderlyke werken die God hier boven in dese cleyne creaturkens geschapen heeft: En wel te recht mach David in syn Psalmen seggen dat Godt wonderlyc is in Syn doen en werken, en dat se ooc onbegrypelyc syn want men vint in dese creaturkens veel ongelooflyck en ongehoorde dingen, noch langs so meerder, dan men oyt te voren geweten heeft: wille daerom deur dese cleyn dierkens bemerken Godts wonderwerken!