United States or Palau ? Vote for the TOP Country of the Week !


Deze vestigen zich meestal op de onderzijde van het blad. In den beginne zijn zij voor het ongewapende oog bijna onzichtbaar, maar hoe zieker de aangetaste plant wordt, des te meer nemen zij in aantal toe.

Het kan een lichaamslengte van 50 cM. bereiken, zonder den ongeveer even langen staart, die aan de onderzijde bij de spits onbehaard is. De kop is klein, de snuit kort en toegespitst; de oogen zijn zeer groot, de breede ooren dicht, bijna ruig behaard. Aan de voeten bevinden zich stevige, gekromde en scherpe nagels.

De beharing, die uit kort wolhaar en langer bovenhaar bestaat, is dicht, overvloedig en tamelijk lang; de kleur is aan de bovenzijde in meerdere of mindere mate bruinzwart, op de kruin en het achterhoofd afgebroken door eenige witachtige stippen, in den nek, aan den wortel van den staart en aan de geheele onderzijde donker roodachtig bruin, aan de pooten, de zijden van den romp en aan het achterwerk nog lichter, aan den snuit en aan de voeten roestgeelachtig wit.

Uitwendig zijn de Tuinslapers kenbaar aan den staart, die aan den wortel met kort, aanliggend haar begroeid, aan de spits lang behaard, ruig en tweekleurig is. Evenals de leden van het vorige geslacht, verschillen zij van die van het volgende, doordat de bovenzijde van 't lichaam een andere kleur heeft dan de onderzijde.

De eerstgenoemde verlengen zich aan den bovenhals, in den nek en aan de schouders tot een rechtopstaanden, korten, aan manen herinnerenden kam en ontwikkelen zich aan de voor- en onderzijde van den romp tot dichte, bijna tot op den grond afhangende manen, die aan de keel beginnen en zich langs den hals en de voorpooten uitstrekken.

Hiervan bakt men pannekoeken, en als de onderzijde goed is, schuift men den koek, zonder dien om te keeren, op een vlakken schotel, snijdt hem aan vingerbreede reepen, besmeert die met een mengsel van gestooten amandelen, suiker en witten wijn, te zamen op het vuur geroerd, en rolt ze op. De einden moeten met geklutste eijeren worden vastgekleefd en de rolletjes in boter gebakken.

Een ring om 't oog, een boven het oog beginnende, naar het puntje van den neus gerichte streep, de boven- en de onderzijde van het voorste deel van den snuit zijn geelachtig wit; iets donkerder zijn de zijden van den hals en de keel; de overige onderdeelen zijn bruinachtig, de voeten geheel bruin.

Het dicht en lang behaarde vel is, met uitzondering van het achterhoofd en den nek, effen donkerbruin van kleur. Een witte of geelachtig witte streep loopt langs den rug tot aan de staartspits. De onderzijde van het lichaam is lichter gekleurd dan de bovenzijde. De vacht bestaat uit zijdeachtig zachte wolharen en grof bovenhaar, dat aan de zijden en op den nek een soort van manen vormt.

De kop van den Kuifkoekoek is aschgrauw, de rug grijsbruin, de onderzijde grijsachtig wit; de keel, de zijden van den hals en de voorborst zijn roodachtig vaalgeel; de vleugeldekveeren en armpennen eindigen in groote, breede, driehoekige, witte vlekken. Totale lengte ongeveer 40, staartlengte 22.5 cM.

Tusschen de achterpooten bevindt zich een roodachtig gele, donkerbruin gezoomde vlek, die zich soms als een vuil gele streep tot aan de keel voortzet. De keel en de onderzijde van den hals zijn fraai dooiergeel gekleurd; deze "bef" is het meest bekende kenteeken van het dier.