United States or Singapore ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het water mag niet te warm zijn, daar anders de gistcellen sterven. Heeft men het deeg ongeveer 10 minuten met een pollepel flink beslagen, dan schept men het op een schoonen doek, dien men met wat boekweitemeel bestrooid heeft. Ook op het deeg strooit men wat boekweitemeel. Vervolgens dekt men het met den doek dicht en laat het een paar uren op een warme plaats rijzen.

R. 571. Pannekoeken (gerezen) van boekweitemeel met eieren. Men klopt 80 gram boter tot schuim, klopt er 6

Drie in de pan. Men maakt een beslag van een halven liter melk, 200 gram tarwebloem, 200 gram boekweitemeel, 100 gram sultanarozijnen, 100 gram krenten en een kleine hoeveelheid in lauw water opgeloste gist. Men bakt er kleine koeken van, zoodat er drie tegelijk in de pan liggen. Duitsche koek.

Op één liter kokend water neemt men voor dunne pap 80 gram, voor middelmatige 110 gram en voor dikke 160 gram boekweitemeel, die men al roerende eerst in kleinere daarna in grootere scheuten in het kokende water schudt. Men blijft doorroeren totdat men er zeker van is dat er geen klonters meer in de pap zijn. Men dient de pap op met kandijstroop of met bruine suiker of met compote.

Men plaatst een papier, rijkelijk met boter ingewreven op een bakblik en strijkt daarover het beslag uit. Men laat den koek bij matige hitte in den oven lichtbruin bakken. Pannekoeken van boekweitemeel.

Van 250 gram tarwebloem en 250 gram boekweitemeel wordt met twee of drie eieren en de noodige hoeveelheid water en melk een beslag geklopt van behoorlijke dikte met toevoeging van 50 gram gist in lauw water opgelost. Nadat het beslag voldoende is gerezen, bakt men de poffertjes aan weerszijden in een poffertjespan, waarvan de gaten goed met boter zijn bestreken.

In plaats van boekweitemeel neemt men tarwebloem en handelt voorts volgens R. 570. Men kan ook voor het beslag gelijke deelen boekweitemeel en tarwebloem nemen. Men volgt R. 571, het boekweitemeel vervangende door tarwebloem. Men kan ook gelijke deelen boekweitemeel en tarwebloem nemen voor het beslag. Men volgt R. 572 behalve dat men het boekweitemeel door tarwebloem vervangt. Parijzerkoek.

Is de koek van onderen bruin, dan keert men hem en laat de andere zijde bakken, zoo noodig onder toevoeging van boter of olie. Aanbeveling verdient het voor de helft boter en voor de helft plantenboter te nemen. Pannekoeken van boekweitemeel met eieren. Van boekweitemeel, eenige eieren en wat melk of water vormt men een lijmig dik vloeibaar beslag en handelt verder als bij R. 569 is aangewezen.

Daarna doet men het deeg in een vorm, die met een weinig olie of boter bestreken is of men geeft, als het zoo lang gerezen heeft, dat er "stand" in het deeg is, er den begeerden vorm aan, bestrooit het deeg nog wat met boekweitemeel en bakt het op een plaat, die ook met wat meel bestrooid is. Het is vooral van belang, dat het deeg de meeste hitte van onderen ontvangt.