United States or French Guiana ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maar trotscher wordt uw blik, als gij de bergwoestijnen Doorzwerft, de wolken plooit tot zwarte tentgordijnen, En zetelt op uw throon van onverganklijk ijs.

En hoe diep mij mijn vijand misken', Uw traan zal den smet doen verbleeken: Want, voorwaar! heeft mijn drift zich vergrepen aan hen, Al te zeer is mijn trouw u gebleken! Gij-alléen waart mijn hoop en mijn doel en mijn kroon, Gij, de droom mijner jeugdige jaren! In mijn laatste gebed voor des Eeuwigen throon Zal uw naam met den mijnen zich paren.

En Gy, wiens bloedig licht, met blaauwen damp omtogen, Den bliksem van het zwaard doet schittren in onze oogen; Verdelger! En ook Gy, der starren middelpunt, Die elk rondom uw' throon zijn eigen loopperk gunt, Als wachters, nimmer moê op uwen wenk te zwieren, ô Goddelijke Zon! Aanschouwt onze offervieren! Wy slachten u den keur van kudde, en kooi, en stal. De vlam stijg' t' uwaart op!

Wie verrukt Die vruchten plukt, Die wordt, rijk en begenadigd, Eeuwiglijk verzadigd! Op den Berg der Vreugde, Rijker dan U heugde, Vol der heerschappij, Vol der zaligheden, Zit Ge, in 't Eeuwig Eden, Aan des Vaders zij'! 's Vaders Zoon! Dat is Uw throon: Gods paleizen zijn Uw woning, Groote Hemelkoning! Sevenaer 1836.

Ja was die gemeenschap-zelve wel eens zoo te wenschen voor den wareldkoning wiens eenige legermacht in het overschot der kalkoenen bestaan moest, die hy om zijn throon te bestijgen, op zeer weinige na, uit moest roeien. Deze denkbeelden kwamen niet op, of zy kregen vat by my.

Het was alzoo geschapen en, van God gemaakt: waarom en laat ge 't, mensch, door u niet aangeraakt, geworden, 't onverbeterbare en 't schoonste van de schoonheid, daar geen menschenhand ooit aan en kan? De oude roo dakpannen schijnen zoo schoon, schuren bedekkende en boeien , laat er de zonne, van uit heuren throon, vierige vonken op gloeien.

Wat zijt ge schoone, o Leye, als 't helderblauwe laken der hemeltente wijd en breed is uitgespreid, en dat, uit heuren throon, de felle zunne, aan 't blaken, vertweelingt heur gezichte in uwe blauwigheid!

Gy zaagt naar Edens Hof en d' onverbidbren wachter Die 't vlammende rapier aan d' ingang opheft, om, Terwijl uw glansloos oog in zuivre tranen zwom. Gy vielt op 't aardrijk, op uw voorhoofd neêr en weende. Volhard, ô Adams zoon, Uw beden zijn uit God; zy klimmen voor Zijn throon! Ga, lijdende! in berouw is balsem; mooglijk, heeling; En de eeuwigheid verklaart der schepslen lotbedeeling.

Daar stellen zy sedert onnagaanbare eeuwen den wonderbaren berg Meru, waarin Kuvero, de God van den rijkdom, zijn throon heeft gebouwd. Men zie, by voorbeeld, Kallimachus in zijnen Hymnus aan Delos.

Hij, wien de minste gunst zoo innig trof, Hij, die den Heer zoo vurig danken kon Voor elken druppel uit Zijn liefdebron, Hoe zal hij hier versmelten in Zijn lof, Waar hij mag drinken uit alle' overvloed! "Tot weêrziens!" klonk zijn allerlaatste groet Bij d'afscheidskus: "Tot wederziens, mijn zoon! Dat zal een danken wezen voor Gods throon!" Ras ziet gij hem, ras ziet ge uw moeder weêr.