United States or Saint Barthélemy ? Vote for the TOP Country of the Week !


Toen zij onze voogdes werd, zorgde zij voor ons, maar niet met hart en ziel. Alles moest achterstaan bij den dienst van den Heer, zooals zij dien dienst begreep." Zooals boven gezegd is, woonden de jongste kinderen, Dmitri, Leo en Maria, met hunne tante Tatjana op het land, terwijl de twee oudsten, Nikolaas en Sergius, met hunne voogdes Alexandra Ilinitschna, te Moskou waren gebleven.

Op 6 Januari 1855 schreef hij zijne tante Tatjana een geruststellenden Franschen brief: "Ik heb aan de twee bloedige veldslagen, die in de Krim hebben plaats gehad, geen deel genomen, maar ben terstond na dien van den 24sten in Sewastopol gekomen en daar eene maand gebleven.

Daar werden mijne vrouw en ik voorgesteld aan eene charmante oude dame, Tolstoi's tante Tatjana Alexandrowna Jergalskaja, die ons met die goede, ouderwetsche vriendelijkheid ontving, welke het verblijf in een vreemd huis zoo aangenaam en aantrekkelijk maakt. Tatjana Alexandrowna verdiepte zich niet in herinneringen aan lang vervlogen tijden, maar leefde geheel met hare tegenwoordige omgeving mee.

Wij zullen hier het tweede gedeelte van Tolstoi's herinneringen aanhalen, welke op die merkwaardige vrouw, Tatjana Alexandrowna, die zulk een grooten invloed op onzen schrijver heeft gehad, betrekking hebben. "Als ik aan de herfst- en lange winteravonden denk, gevoel ik dat die avonden vol zoete herinneringen voor mij zijn gebleven.

En daar ik mij mijzelf in dien tijd bijna niet kan voorstellen, herinner ik me de njanja ook niet. "Njanja Tatjana kan ik mij nog voorstellen omdat zij njanja bij mijn nichtjes werd en later ook bij mijn oudsten zoon.

In den tijd dat zij daar was waren de kinderen met Tatjana Jergolskaja te Jasnaja Paljana. Toen het bericht kwam, dat tante Alexandra was overleden, reisde Tatjana er dadelijk heen. Den tijd, die nu kwam, zouden de kinderen niet licht vergeten.

In de aanteekeningen van gravin Tolstoi vinden we daaromtrent het volgende vermeld. "De bevordering van Leo Tolstoi tot officier en zijn geheele diensttijd kenmerkten zich door groote moeilijkheden en ging met vele teleurstellingen gepaard. Vóór zijn vertrek naar den Kaukasus woonde hij met zijne tante Tatjana op Jasnaja Paljana.

Een paar dagen na hunne aankomst schreef Tolstoi een' brief aan zijne tante Tatjana, waaruit blijkt dat zij nog niet alle hoop op herstel hadden opgegeven: "De gezondheid van Nikolaas blijft nog steeds dezelfde, maar nu wij hier zijn hopen wij op beterschap, omdat zijne levenswijze in Soden, de reis en het gure weer hem meer kwaad dan goed hebben gedaan.

Zoo was ik bang voor bedelaars, bang voor een zekeren Wolkonski, die mij altijd kneep; ik geloof niet dat er nog andere menschen waren, voor wie ik vrees koesterde. Ook blijft de herinnering als men zeer veel van iemand houdt, zooals ik b.v. hield van Tatjana Alexandrjewna, van mijne broers Sergius en Nikolaas, van een zekeren Wassiliï, van de njanja Isajewna en van Paschenka.

"Als kinderen lazen zij eens de geschiedenis van Mucius Scaevola en begonnen te twisten over de vraag of een van allen hem dat wel na zou durven doen. 'Ik zal het doen, zei Tatjana. 'Je doet het toch niet, zei Jaziekoff, mijn peetoom, en hield, ook weer karakteristiek voor hem, eene liniaal zoo lang in een kaars, tot ze gloeiend was en rookte. 'Leg die nu tegen je arm, zei hij.