United States or Poland ? Vote for the TOP Country of the Week !


Met een sierlijke beweging zwenken de stormvogels bij het zien van de honden en verdwijnen tot groote verbazing van de viervoetige jagers. Allen bleven onbewegelijk staan, als getroffen door verbazing, zien schuin naar boven en dan naar elkander, en dan werpen ze zich bij gebrek aan ander wild op elkaâr, en er ontstaat een verwoed gevecht.

Ongetwijfeld neemt onder de zintuigen van den Albatros dat van het gezicht den eersten rang in; op grooten afstand kan hij kleine voorwerpen duidelijk onderscheiden, o. a. kleine Stormvogels, die zich boven een veraf gelegen plek van de zee met de vischvangst bezig houden. Dat hij onbeschroomd en soms domdriest den mensch nadert, mag ons niet verleiden zijne verstandelijke vermogens gering te achten. Zijn houding zou misschien anders zijn, indien de gelegenheid om den mensch te leeren kennen zich vaker aan hem voordeed. Reeds het volgen van de schepen toont een zekere mate van overleg; hij weet, dat van een schip af en toe iets eetbaars afvalt. Evenals bij alle vraatzuchtige Vogels overheerscht de begeerigheid bij hem de voorzichtigheid: een Albatros, die door stormweer gedurende geruimen tijd verhinderd werd iets te vangen, laat zich dikwijls 6

Ik ontrukte op dat oogenblik aan den bezwijmden knecht de zweep, die hij nog in de hand hield geklemd en cirkelde met den langen geesel in de lucht, om mijn hoofd. Het was vreemd, maar ik geloofde nog niet aan heksen. Ik geloofde aan storm en aan vreeslijke stormvogels en aan reuzevleêrmuizen, zoo als ik er nimmer nog had aanschouwd, maar ik geloofde niet aan heksen. En ik poogde met mijn lange zweep de gedrochten mij van het lijf te houden. Ik voelde echter, dat ik dit niet lang zoû kunnen. Daarom wierp ik de zweep in den wagen en de afschuwelijke vleugels en vlerken sloegen mij om het hoofd, geeselden mij op hun beurt. Wat vermag echter een jonge, sterke man veél in de uiterste oogenblikken van bijna niet te begrijpen gevaar: wat een kracht hebben de goden den mensch in gegeven, kracht, die vertienvoudigd hem schijnt als een uiterste poging gedaan moet worden! Want ik, ik had de kracht mijn bezwijmden Davus op te tillen en hem in mijn mantel binnen in den wagen te werpen. De buffels, ook geslagen door de vlerken en vleugels, brulden van smart en wanhoop maar ik greep den voorste de leidsels en leidde hen in het rond om den driesprong heen. Ik voelde, dat ik óver den driesprong ter zij van het beeld, dat mij scheen te bewegen, te grijnzen, bezield te worden, in drie wezens zich te verdeelen! onmogelijk buffels en wagen zoû kunnen geleiden. Maar om den driesprong rond, even buiten den toovercirkel, die daar beschreven scheen, rukte ik de buffels voorwaarts, terwijl ik voelde, dat ik vooruit moest en niet achteruit den weg terug zoû kunnen gaan! O, hoe ik het betreurde niet ingewijd te zijn in de mysteriën van Eleuzis! D

Hier zag ik ook enkele witte bloemen, op hooge slanke stengels, en op den achtergrond lagen op het zand getrokken visschersbooten, waarvan voor- en achtersteven even hoog zijn, als bij de venetiaansche gondels. Ze worden geroeid door acht man. Toen onze sloep het schip weer naderde, was het dek leeg, en zooals het daar in het gulden middaglicht sluimerde, leek het mij een soort vliegende Hollander, een geestenschip, dat hier een korte poos te rusten lag, eer het weer door de golven zou worden voortgeslingerd naar een onbekende toekomst. Toen we verder voeren, fladderden stormvogels luid krijschend met ons mee, en bleven ons nog lang volgen, verwonderlijk behendig, met een forschen zwaai, uit het zog van onze boot elk toegeworpen kruimeltje oppikkend. Dien nacht, op weg naar Hammerfest, zagen we de middernachtzon op het allermooist. De kapitein had ons reeds verteld, dat wij het gelukkig zouden treffen, want de meeste reizigers aanschouwen de zonneschijf bij onbewolkte lucht slechts op prentbriefkaarten, of later, bij het vertellen, in hun eigen verbeelding. Een der leden van ons gezelschap, een fotograaf uit Hannover, stond wel een uur te voren met zijn camera op post, en zag elke minuut op zijn horloge; hij wilde wachten tot de wijzer op twaalf stond. Anders, vond hij, had de heele zaak "Keinen Sinn und keinen Zweck". Een collega van hem uit Marseille dacht er anders over; hij was al druk aan 't platen verwisselen, eer de ander nog zijn apparaat had opgesteld, en zette eindelijk, met een vrij oneerbiedig: "L

Deze bewoont het noordelijke gedeelte van den Atlantischen Oceaan met inbegrip van de Middellandsche Zee en wordt nu en dan ook in de Oostzee aangetroffen. Van alle overige Stormvogels verschilt hij op het eerste gezicht door zijn vreemdsoortige wijze van vliegen. Mij is geen zeevogel bekend, die even onstuimig als deze zijn weg vervolgt.

Na een overvloedig maal letten zij niet meer op gevaar, zoodat men ze met stokken doodslaan of met de handen grijpen kan. Alle Stormvogels nestelen dicht bij de zee, liefst op eenzame, zoo veel mogelijk ontoegankelijke klippen of rotsachtige eilandjes.

Het waren vetganzen, steltloopers, groote albatrossen en stormvogels; "sommige zoo vet," zei ik tot Koenraad, "dat de bewoners der Ferroe-eilanden hun maar een pit in het lichaam draaien, om die dan aan te steken." "Als men nog een weinig verder ging, zouden het volmaakte lampen zijn," antwoordde Koenraad, "doch men kan toch niet vergen, dat de natuur ze ook nog met een pit voorziet."

Men zag een rookwolkje, tusschen welks kronkels een zwerm van zeevogels: meeuwen, stormvogels en eiders, door ontijdige geweerschoten verschrikt, rondfladderde. Die wolk steeg recht op en schoof als een gordijn tusschen den gezichteinder en het eiland; zij zweefde voor de ondergaande zon, juist op het oogenblik, dat zij haar laatsten lichtstraal over de oppervlakte der wateren schoot.

Een mijl ongeveer van de kust, op een naargeestige klip, waartegen de wateren het geheele jaar woedden en braken, stond een eenzame vuurtoren. Groote massa's zeewier hadden zich aan zijn voet vastgehecht, en stormvogels door den wind gebaard, kon men denken, zooals het zeewier door het water rezen en daalden er rondom, als de golven die zij onder het vliegen nu en dan even raakten.

De andere Stormvogels vliegen op een sierlijker wijze; geen hunner brengt echter zooveel afwisseling in zijn beweging als de Pijlstormvogels doen. Zij broeden in tamelijk grooten getale op St. Kilda en de andere Hebriden en op de Fär-öer; volgens de berichten van de eilandbewoners, komen zij in het begin van Mei uitsluitend gedurende den nacht, den gewonen tijd van werkzaamheid dezer Vogels.