United States or Myanmar ? Vote for the TOP Country of the Week !


Partridge vertrok hoogst ernstig op een teeken, dat hem beide personen gaven. Die personen waren broeder Sam en broeder Sib, verkleinwoorden, afkomstig van hunne doopnamen Samuel en Sebastiaan de ooms van Miss Campbell. Het waren Schotten van het oude ras, Schotten van een ouden Clan der Hooglanden, zij telden te zamen honderd twaalf jaar, en scheelden slechts vijftien maanden met elkander.

»De duivel hale dien Groenen Straal!" zei broeder Sam, toen Helena de hall verlaten had. »En dat hij hen medeneme, die hem uitgedacht hebben," voegde broeder Sib er bij. Daags daarna, den 2den Augustus al heel vroeg, stapte miss Campbell, vergezeld door hare ooms, de gebroeders Melvill en gevolgd door Partridge en juffrouw Bess, op het station van de spoorwegbaan van Helenaburg in den trein.

Toen zij dat wrak zagen verschijnen, konden de gebroeders Melvill en ook Partridge niet anders meenen, dan dat de koene redder zelf was omgekomen. Olivier Sinclair was geheel ongedeerd en voor het oogenblik in veiligheid. De duisternis was evenwel zoo groot in de grot, dat hij daarin niets kon onderscheiden.

Waarlijk, de zon had daar een schoone gelegenheid, om in al haar pracht onder te gaan! Het gemeenschappelijk leven was dus gemakkelijk en spoedig geregeld. Men zou gezamenlijk de maaltijden in de eetkamer van de herberg nuttigen. Volgens een oud eerbiedwaardig gebruik namen juffrouw Bess en Partridge bij hun meesters plaats aan tafel.

Zij zal onmogelijk weerstand kunnen bieden tot op het oogenblik, dat de eb zal ingetreden zijn!... Wij moeten haar dus bereiken!" »Ik zal gaan!" zei Partridge. »Neen!... ik!" antwoordde Olivier Sinclair. Een uiterste middel om bij miss Campbell te komen, zou door hem beproefd worden.

»Dat het Opperwezen u verhoore!" sprak Partridge met indrukwekkend gebaar. »Wanneer oom Sib en oom Sam ooit zoo'n paartje met het een of ander aardig Schotsch meisje gevormd hadden, dan zouden zij aan het algemeen noodlot niet ontkomen zijn en miss Campbell zou dan twee tantes meer tellen in hare maagschap!"

Wat een gehamer en een getiktak op ijzeren platen, welke machtige rook- en stoomwolken daar, die het gehoor en het gezicht van Partridge en van zijn gezellin zoo onaangenaam aandeden! Maar al dat nijverheids-spektakel, al die kolendamp zou langzamerhand ophouden en voor het oog verdwijnen.

Juffrouw Bess en Partridge gevoelden zich alsof zij in den loop der tijden een eeuw terug gevoerd waren en achtten zich gelukkig, alsof zij ten tijde hunner voorouders geleefd hadden. Broeder Sam en broeder Sib ontvingen met een genadig goedkeuren en met een blijkbaar genoegen de heerlijke gerechten, die vroeger bij de familie Melvill in eere waren.

Ik begrijp inderdaad ook niet," was de meening van Partridge, »waarom die heeren Melvill zoo zeer ingenomen zijn met dien mijnheer Beerenkooi. Komaan, zeg eens ronduit, zou dat wel een goed echtgenoot voor onze jonge juffrouw wezen?" »Wees daarvan overtuigd," antwoordde de huishoudster, »dat wanneer die meneer haar maar half aanstaat, zij hem in 't geheel niet tot echtgenoot zal aannemen.

Misschien kwam een zweempje argwaan bij juffrouw Bess dienaangaande op, toen miss Campbell haar vroeg, of zij te Oban, dat jonge mensch terug gezien had, wien de Glengarry zoo gelukkiglijk hulp en redding verleend had. »Neen, miss Campbell," antwoordde juffrouw Bess, »ik heb hem niet gezien; maar Partridge vermeent hem opgemerkt te hebben...." »Wanneer?" »Gisteren op den weg naar Dalmaly.