United States or Eswatini ? Vote for the TOP Country of the Week !


In het algemeen had zich alle afschuw, vrees en haat over ongehoorde vergrijpen, ook die buiten het directe geloofsgebied lagen, uitgedrukt in het begrip ketterij. Monstrelet noemt bij voorbeeld de sadistische misdaden van Gilles de Rais eenvoudig "hérésie". Het gewone woord voor tooverij was in de vijftiende eeuw in Frankrijk "vauderie", dat zijn verband met de Waldenzen verloren had.

Het is dikwijls, alsof zij niet de geringste behoefte hebben aan werkelijke gedachten, alsof een voorbijglijden van ijle droombeelden voedsel voor hun geest genoeg was: uiterlijke feiten oppervlakkig beschreven, dat is de signatuur van schrijvers als Froissart en Monstrelet.

Monstrelet, I p. 43ss. Monstrelet, IV p. 219. Pierre de Fenin, p. 626/7; Monstrelet, IV p. 244; Liber de Virtutibus, p. 27. Lefèvre de Saint Remy, II p. 107. Laborde, I p. 201s. La Marche, II p. 27, 382. Bandello, I nov. 39: Filippo duca di Burgogna si mette fuor di proposito a grandissimo periglio. F. von Bezold, Aus dem Briefwechsel der Markgräfin Isabella von Este-Gonzaga, Archiv f.

IV p. 372. Froissart. III p. 187, XI p. 22. Chastellain, II p. 374. Molinet, I p. 65. Monstrelet, IV p. 65. ib., III p. 111, Lefèvre de S. Remy, I p. 259. Basin, III p. 57. Froissart, IV p. 80. Chastellain, I p. 260; La Marche, I p. 89. Commines, I p. 55. Chastellain, III p. 82ss. Froissart, XI p. 58. Ms. Kroniek van Oudenaarde, bij Rel. de S. Denis, I p.229 . Froissart, IX p. 220, XI p. 202.

Wien men ook neemt van de bekende fransche chronisten der veertiende en vijftiende eeuw: de scherpe Froissart, de droge Monstrelet en d'Escouchy, de plechtstatige Chastellain, de hoofsche Olivier de la Marche, de bombastische Molinet, allen met uitzondering van Commines en Thomas Basin beginnen met hoogdravende verklaringen, dat zij schrijven ter verheerlijking van ridderdeugd en roemrijke wapenfeiten.

Juvenal des Ursins, p. 342. Monstrelet, I p. 177-242; Coville, Le véritable texte de la justification du duc de Bourgogne par Jean Petit, Bibliothèque de l'école des chartes, 1911, p. 57. Leroux de Lincy, Le proverbe français, vgl. E. Langlois, Bibl. de l'Ecole des chartes LX, 1899, p. 569, J. Ulrich, Zeitschr. f. franz. Sprache & Lit. XXIV, 1902, p. 191.

Rel. de S. Denis, III p. 175. Froissart, XI p. 24ss., VI p. 156. Ib., IV p. 110, 115. Andere soortgelijke gevechten b.v. Molinier, Sources, IV no. 3707; Molinet, IV p. 294. Rel. de S. Denis, I p. 392. Le Jouvencel, I p. 209, II p. 99, 103. Froissart, I p. 65. IV p. 49, II p. 32. Chastellain, II p. 140. Monstrelet, III p. 101; Lefèvre de S. Remy, I p. 247. Molinet, II p. 36, 48, III p. 98, 453.

Ook hem haalde de magistraat in, terwijl edelen den teugel van zijn muildier hielden; ook om hem verlieten velen, waaronder heeren, die Monstrelet met name noemt, huis en gezin, om hem overal te volgen. De aanzienlijke burgers versierden het hooge gestoelte, dat zij voor hem oprichtten, met de kostbaarste hangtapijten, die men betalen kon.

Zij onderscheiden het belangrijke niet van het onbelangrijke. Monstrelet is bij het onderhoud van den hertog van Bourgondië met de gevangen Jeanne d'Arc tegenwoordig geweest, maar herinnert zich niet, wat er gesproken werd. De onnauwkeurigheid, zelfs ten opzichte van gewichtige gebeurtenissen, waarin zij zelf betrokken waren, kent geen grenzen.

Chastellain, I p. 188. Alienor de Poitiers, Les honneurs de la cour, p. 254. Rel. de S. Denis, II p. 114. Chastellain, I p. 49, V p. 240; vgl. La Marche, I p. 201; Monstrelet, III p. 358; Lefèvre de S. Remy, I p. 380. Chastellain. V p. 228, vgl. IV p. 210. Chastellain, III p. 296; IV p. 213, 216. Chronique scandaleuse. Interpol. II p. 332. Lettres de Louis XI, X p. 110.