United States or British Indian Ocean Territory ? Vote for the TOP Country of the Week !


La Marche, IV, Estat de la maison, p. 34, 51, 20, 31. Froissart, ed. Luce, III p. 172. Journal d'un bourgeois, § 218 p. 105. Chronique scandaleuse, I p. 53. Molinet, I p. 184; Basin. II p. 376. Alienor de Poitiers, Les honneurs de la cour, ed. La Curne de Sainte Palaye, Mémoires sur l'ancienne chevalerie, 1781, II p. 201.

Wanneer men een middeleeuwsch dichter de vroomste lofdichten ziet maken naast allerlei profaneering en obsceniteit, zooals het zoovelen doen: Deschamps, Antoine de la Salle, Jean Molinet, dan is er nog minder aanleiding dan bij een modernen dichter, om die producten over hypothetische tijdperken van wereldzin en inkeer te verdeelen.

Les Faictz et Dictz de messire Jehan Molinet, Paris, Jehan Petit, 1537, f. 87vso. Ballade 19, bij A. de la Borderie, Jean Meschinot, sa vie et ses oeuvres, Bibl. de l'école des chartes LVI, 1895, p. 296; vgl. Les Lunettes des princes ib. p. 607, 613. Masselin, Journal des Etats Généraux de France tenus

Molinet vergeet doorloopend zijn chevaleresken opzet en vertelt, afgezien van zijn taal en stijl, de gebeurtenissen helder en eenvoudig, om zich af en toe den edelen zwier te herinneren, dien hij zich had opgelegd. Nog uiterlijker is de ridderlijke strekking bij Monstrelet.

Wien men ook neemt van de bekende fransche chronisten der veertiende en vijftiende eeuw: de scherpe Froissart, de droge Monstrelet en d'Escouchy, de plechtstatige Chastellain, de hoofsche Olivier de la Marche, de bombastische Molinet, allen met uitzondering van Commines en Thomas Basin beginnen met hoogdravende verklaringen, dat zij schrijven ter verheerlijking van ridderdeugd en roemrijke wapenfeiten.

Zie daarover mijn opstel Uit de voorgeschiedenis van ons nationaal besef, De Gids 1912, I. Exposition sur verité mal prise, Chastellain, VI p. 249. zuur. gordel. Le livre de paix, Chastellain, VII p. 375. Advertissement au duc Charles, Chastellain. VII p. 304 ss. Chastellain, VII p. 237 ss. Molinet, Le miroir de la mort, fragment bij Chastellain, VI p. 460. Chastellain. VII p. 419.

Siena, Opera, I p. 100 bij Hefele l.c. p. 36. Les cent nouvelles nouvelles, II p. 157; Les quinze joyes de mariage, p. 111, 215. Molinet, Faictz et dictz, f. 188vso. Journal d'un bourgeois, p. 336, vgl. p. 242 no. 514. Ghillebert de Lannoy, Oeuvres, ed. Ch. Potvin, Louvain, 1878, p. 163. Les cent nouvelles nouvelles, II p. 101. Le Jouvencel, II p. 107.

In 1444 biedt een kanunnik van Lisieux, Estienne Legris, aan Jean Lebègue, griffier van de rekenkamer te Parijs, een Répertoire du roman de la rose van zijn hand. Nog in het laatst der vijftiende eeuw kan Jean Molinet verklaren, dat de uitspraken van de Rose gangbaar waren als algemeene spreekwoorden.

Molinet haspelt de motieven van het geloof, den krijg, de heraldiek en de min dooreen, in den vorm van een proclamatie van den Schepper aan alle ware minnenden: "Nous Dieu d'amours, créateur, roy de gloire Salut

Journal d'un bourgeois, p. 242; vgl. Monstrelet, IV p. 341. Jan van Dixmude, ed. Lambin, Ypres 1839, p. 283. Froissart, ed. Luce, XI p. 52. Mémoires de Pierre le Fruictier dit Salmon, Buchon, 3e suppl. de Froissart. XV p. 22. Chronique du Religieux de Saint Denis, ed. Molinet, III p. 487. Molinet, III p. 226, 241, 283-7; La Marche, III p. 289, 302. Clementis V constitutiones, lib. V. tit. 9, c.