United States or Norway ? Vote for the TOP Country of the Week !


De keel brandt mij schriklijk." "Zeg Vlaming," vroeg Leroux, "kunt gij Frans?" "Meer als mij lust," antwoordde Breydel in dezelfde spraak. "Wel dan, mits ik zie dat gij ongeduldig zijt en dorst hebt, bied ik u mijn hanaps aan. Drink! Ik wens dat het u wel bekome."

XLI p. 496. Oeuvres, VI p. 49. T.a. p. 60. Villon, Testament, XLI, vs.321-328, ed. Longnon, p. 33. Champion, Villon, 1 p. 303. Mâle l.c. p. 389. Leroux de Lincy, Livre des légendes, p. 95. Le livre des faits etc., II p. 184. Journal d'un bourgeois, I p. 233/4, 392, 276. Zie verder Champion, Villon, I p. 306. A. de la Salle, Le Reconfort de Madame du Fresne, ed. J. Nève, Paris. 1903.

Breydel nam de hanaps met een dankbaar teken uit de hand van de soldenier en sprak terwijl hij dezelve aan zijn lippen bracht: "Dit zij op uw gezondheid en geluk in de krijg!" Nochtans zodra enige druppels van de wijn hem in de mond gerezen waren, plaatste hij de beker met afkeer op de tafel. "Wat duivel, gij schrikt van de edele drank? Dit zijn de Vlamingen niet gewoon," riep Leroux lachende.

Wat duivel durft die Vlaming dit in onze tegenwoordigheid zingen?" Schoon Jan Breydel deze woorden gehoord had, ging hij niet min in zijn gezang voort, zelfs verhief hij de stem alsof hij de Fransen trotsen wilde: "Maar wat betekent dit gezang dat zij eeuwiglijk in de mond hebben?" vroeg Leroux aan een Vlaming uit het slot, die bij hem zat.

"Dit is een schone Vlaming," suisde een soldenier in het oor van Leroux. "Hij is wel zo lang niet als gij; maar wat machtig lichaam, en wat stem. Dit is geen boer, bij mijn ziel!" "Waarlijk," antwoordde Leroux, "het is een fraaie kerel; hij heeft ogen als een leeuw. Ik gevoel mij voor hem tot vriendschap genegen." "Wat duivel," riep Jan Breydel, opstaande, "waar blijft gij, hospes?

Zonder hem de tijd te geven om zich op te richten, en door dit voordeel versterkt, deed Leroux nog een krachtiger poging, en Breydel moest zijn knieën onder dit dwingend geweld buigen. "Daar knielt de Leeuw al!" riep Leroux, terwijl hij Breydel zulk een schriklijke slag op het hoofd gaf, dat bloed hem uit de mond sprong. Maar die slag zelf had de Fransman Breydel met een hand doen loslaten.

Ze had een zuster weergevonden; en daar verscheen Nastasie Barette, huisvrouw Leroux, met een zuigeling aan de borst, een ander kind aan de rechterhand, en aan haar linkerzij een scheepsjongetje met de handen in de zij en de platte pet op één oor. Na een kwartier zei mevrouw Aubain, dat ze moesten gaan. Sedert liep men dat groepje altijd tegen 't lijf, in de buurt van de keuken, of op wandeling.

Wij moeten onze heer De St.-Pol slechts tot Rijsel vergezellen." Op het ogenblik dat Leroux meende te antwoorden, ging de deur open en een Vlaming trad in de kroeg. Hij bezag de Fransen met losse stoutheid, plaatste zich alleen bij een tafel en riep: "Ho waard! Een stoop bier. Ras, want ik ben haastig!" "Meteen, Meester Breydel," was het antwoord.

Achter Les Grandes chroniques de France, ed. P. Paris, IV p. 478. Alain Chartier, ed. Duchesne p. 717. Jean Molinet, Faictz et Dictz, ed. Parijs 1537, f. 80, 119, 152, 161, 170, 194. Coquillart, Oeuvres, I p. 6. Villon, ed. Long-nom, p. 134. Roberti Gaguini, Ep. et or., ed. Thuasne, II p. 366. Gerson, Opera, IV p. 657; ib. I p. 936; vgl. Leroux de Lincy, Le proverbe français, I p. lii.

De soldeniers verbaasden op dit gezegde, en brachten hun ogen vol twijfelende ondervraging op de bode. "Ja," hernam deze, "morgen vertrekken wij met de schone Edelvrouw, welke ons deze nacht zo ontijdig is komen bezoeken." "Is het waarheid die gij spreekt?" vroeg Leroux. "Op mijn trouwe makkers! Onze heer De St.-Pol heeft mij gezonden om u te verwittigen."