United States or Maldives ? Vote for the TOP Country of the Week !


Denk eens aan: ik ben al drie dagen onderweg en al dien tijd is er geen kruimel eten over mijn lippen gekomen." "Dat is bijna niet te gelooven! Van Kinsley af tot hier niets gegeten? Hoe is dat mogelijk? Hebt gij dan geen proviand op reis meegenomen?" "Neen, daartoe heb ik den tijd niet gehad; er was te veel haast bij mijn vertrek."

Nu volgden de bij zulke gelegenheden gebruikelijke vragen en antwoorden; en toen wenschte de ingenieur de redenen te vernemen, die den klerk uit Kinsley verdreven hadden. De gevraagde dischte nu een aandoenlijk verhaal op, dat wel is waar in overeenstemming was met den inhoud van den brief, maar dat hij van a tot z uit zijn duimpje had gezogen.

"Zoo ver nog? En dat zonder levensmiddelen! Het is tien tegen een, man! dat gij onderweg bezwijkt. Gij kent mij niet; maar als men in nood zit, is het nuttig iemand te vertrouwen. Zeg mij dus, waar u de schoen wringt. Misschien kan ik u wel helpen." "Dat is gemakkelijk gezeid. Gij zijt niet uit Kinsley, want anders zou ik u kennen, en gij kunt dus niet tot mijn vijanden behooren.

Toen de twee zoo dicht bij elkander waren, dat zij elkaar gemakkelijk konden beroepen, tilde de man met het kistje even zijn hoed in de hoogte, en groette: "Good day, kameraad! Waar komt gij vandaan?" "Van Kinsley daarbeneden," antwoordde de gevraagde, met de hand rugwaarts wijzende. "En gij?" "Ik kom overal vandaan. Nu het laatst van de boerderij, die daarachter mij ligt."

Daarom dient hij eenigen tijd van hier weg, en gij zult mij groot genoegen doen, als gij hem op uw kantoor kunt plaatsen, totdat dit geval doodgebloed en er gras over gegroeid is. Tot wederdienst bereid! Uw Bent Norton." Onder de naamteekening stond ter meerdere geloofwaardigheid het stempel van het kantoor Kinsley afgedrukt.

De vrouw van den landbouwer heeft mij, toen dat zoo in het gesprek te pas kwam, verteld, dat zij een zuster is van den sheriff van Kinsley. Wordt gij van daar vervolgd, dan is het honderd tegen één, dat de sheriff die boerderij zal bezoeken. En gij zoudt hem dus regelrecht in den mond loopen." "Daar zal ik wel zalig op passen," zeide Haller verschrikt. "Wilt gij werkelijk daar naar toe?"

De Indiaan nam plaats op den stoel, en antwoordde: "Kent gij een bleekgezicht, dat beneden in Kinsley woont en Bent Norton heet?" "Ja, zeer goed. Die man is een mijner beste vrienden," was het antwoord. "En kent gij dan ook zijn klerk, het bleekgezicht Haller?" "Neen. Sedert, mijn vriend te Kinsley woont, heb ik hem nog niet bezocht."

"En hoeveel salaris denkt gij daar te zullen krijgen?" "Ik verdiende te Kinsley acht dollars in de week, en denk wel dat Mr. Charoy mij dat ook zal betalen." "Zoo! Ik weet een betrekking voor u, die dubbel zooveel betaalt, dus zestien dollars per week, en vrij eten en drinken." "Wat? Is het tòch waar?" riep de klerk zichtbaar blij verrast. "Zestien dollars?

Ik heet Haller; mijn ouders waren Duitschers. Zij kwamen uit het oude land over, in de hoop, dat zij het hier tot iets zouden brengen; maar zij kwamen niet vooruit. Ook mij ging het niet naar wensch. Ik heb alles geprobeerd, alles bij de hand gehad, totdat ik nu twee jaar geleden schrijver bij den spoorweg geworden ben. Eindelijk was ik te Kinsley aangesteld.