United States or British Virgin Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Niet lang nog waren zij voortgereden, of zij hoorden achter zich een luid geschreeuw en getier, benevens hoefgetrappel, dat de nadering van eene groote schare ruiters aankondigde. Omziende zagen zij, in een dichte stofwolk gehuld, een aantal ridders naderen, die hevig joelend met gevelde lans op hen toereden; de graaf aan de spits.

Even kregen zij ruzie daarover. Scheldende monden snauwden elkaar bijtend toe en de verkleurde piekharen schenen dreigend overeind te rijzen. Het duurde maar een oogenblik. Alles kwam tot bedaren en weldra verspreidden de koewachtertjes zich joelend en zingend en zweepklappend over de groene uitgestrektheid van het met rustig-grazend vee bebloemde weilandschap.

Zoo kwamen zij voorbij de plek, waar Tristan en Gouvernail, in het struikgewas verborgen, den loop der gebeurtenissen afwachtten. Hunne aandacht werd getrokken door het geschreeuw der bende, die luid joelend naderde en voorzichtig tuurden zij naar den weg om te zien wat er gaande was.

Scheveningsche kinderen met bruine gezichten en wit hair scheppen een nationaal plezier in het blootvoets waden door het heldere water, terwijl zij luid joelend onder de ankertouwen doorkruipen. Invaliden der zee met duizend plooien in de geblakerde troniën rooken een bruin eindje pijp, en turen naar den gezichteinder.

»Hoeraschreeuwden de broertjes en zusjes terug, en ze wuifden, evenals de ouders, met de handen. Joelend, lachend, zingend reden de kinderen naar het naaste station. En, wat het mooiste was: de jongens mochten mennen ook. Bruin was erg mak en liep rustig achter den voorgaanden wagen. En Harms hield in elk geval 't eind van 't leidsel vast.

Maar 'n bal vloog rakelings langs haar oor, en snel bukkend pakte ze de witte poedersneeuw, en wierp terug in den wilde, naar den hoek, waar zwarte jongenslijven joelend dooreen krioelden. Het werd 'n sneeuwgevecht met ononderbroken ballenwisseling.

Als een troep jubelende musschen vliegt de knapenbende dadelijk weer joelend over 't ijs. Zij rennen en glijden en zwieren daar nog een poosje rond en dan spoeden zij zich huiswaarts, om algauw wat te gaan eten en daarna terug te komen, met ijssleedjes en schaatsen, voor den ganschen, langen namiddag, want zij hebben vrij dien middag, niet omdat er ijs ligt, maar omdat het een donderdag is.

Moeder, die hen had hooren aankomen, stond wachtend op den drempel, Rozeke's broeders verlichtten den ingang met hun laaiende, walmende fakkels, de begeleiders en enkele nieuwsgierigen woelden er omheen. Zij schaarden zich joelend in dubbele rij en onder juichkreten moesten Alfons en Rozeke naar voren treden. "Zijn onz' treiwers thuis?" schreeuwde met luid-galmende stem Vaprijsken.

Een kruiwagen gehaald, het lijk er op gelegd, met een paar baalzakken bedekt, en, onder geleide van den veldwachter naar huis er mee, bij Sieska. Slechts een twintigtal nieuwsgierigen liepen er joelend omheen. Maar langs de straat vliegen de huisdeuren open, winkelbelletjes rinkelen, mannen, vrouwen, kinderen, komen toegesneld.

Vaprijsken, lachend in zijn gelen baard, haalde 't mooie stukje uit zijn vestzak en hield het in de hoogte. "Fouitt!" floot hij, het wenkend gebaar van den heer nabootsend. Allen kwamend joelend om hem staan. Er werd beraadslaagd wat zij er mee zouden doen. "Verdrijnken, nondedzju!" riep de Seissekoker. Maar luide kreten van protest lieten zich hooren.