United States or Myanmar ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maar nog steeds gaf het oudje geen antwoord noch verroerde zij zich. "Moeder! moeder! moeder!" gilde Rozeke nog schriller. En plotseling, als een gekke, vluchtte zij weg, uit het kamertje, uit het huisje, om hulp bij de buren. Oud-moedertje was dood!...

Maar de zieke schudde zacht, met een verontschuldigenden glimlach, haar gebogen hoofd: "Neen neen, Rozeke, dat kondt gij niet weten; en ook,... toen was hij nog goed ... toen dacht ik ten minste dat hij zoo goed zou zijn voor mij en ik voelde mij gelukkig."

"... hè-je de peirden al gegeên, I... I... Ivo?" vroeg stotterend de boer. "Joa ik," antwoordde hij lomp, zonder zijn meester aan te kijken. En zijn barsche blik bleef eensklaps strak gevestigd op Rozeke, die hij nu naast Alfons ontdekt had.

Wel poogde Rozeke soms haar prestige van bazin nog te doen gelden, maar zij voelde zich nog steeds zoo heimelijk bang voor hem; en bij de minste opmerking keek hij haar aan, zóó vrijpostig en brutaal, dat de woorden in haar mond versteven, terwijl zij, telkens kleurend als van schaamte, dadelijk den blik ten gronde sloeg.

Rozeke voelde plotseling den afstand tusschen haar en haar bescherm- vriendin die zij gekrenkt had en schudde droevig en beschaamd het hoofd. "Hij 'n mag toch mee zijnen odemebiel nie komen," zuchtte zij nog, om iets te zeggen, maar reeds overwonnen. "Heul de gebuurte zoe aan 't hekken kome kijken." Jonkvrouw Anna stond op.

Rozeke, die haar weer sinds maanden niet gezien had, hoorde zeggen dat ze zoo ziek was en ging haar op 't kasteel bezoeken. 't Was op een zachten, helderen, stilglanzenden najaarsdag.

En ook de twee stijve, magere Engelsche glimlachten en knikten nog eens apart voor Rozeke en Alfons; en weg waren ze, voorzichtig schrijdend door de modder, dwars over 't weiland naar den landweg, in de richting van 't kasteel. Nauwelijks waren zij uit zicht, of al de vrouwen begonnen verward en ondereen te snateren.

In dat zelfde kerkje, waar Rozeke eenmaal, met tranen van zalige ontroering, haar schitterende huwelijksplechtigheid zag, woonde zij nu haar plechtige begrafenis bij. Daar lag ze, als van marmer, onbewegelijk in haar kist, wit als het doodskleed dat haar bedekte, de oogen toe en de handen gevouwen, met haar schoone donkere haren in twee zware vlechten op haar schouders.

"Moar 't zal uitkomen, mejonkvreiwe! De meinschen zillen ulder hier zien komen! Ouë papa zal 't heuren en hij zal ons doen verhuizen en we zillen gereineweerd zijn!" riep Rozeke, hoe langer hoe dieper door het voorstel afgeschrikt. "Nee nee,... nee nee, dat zal niet waar zijn, dat zal niet gebeuren," verzekerde de jonkvrouw.

"O merci, mejonkvreiwe, merci, merci, da es toch vriendelijk da ge nog op mij gepeisd hèt." dankte Rozeke, tot de tranen ontroerd, terwijl zij herhaaldelijk de hand harer weldoenster drukte. Alfons nam zijn rond hoedje af en drukte ook, met emotie, de minzaam naar hem uitgereikte hand. "Zijt gij gelukkig dat ge nu getrouwd zijt, Rozeke?" glimlachte de mooie jonkvrouw.