United States or Macao ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zoo dan zat hij bij de vlammen, Warm en prettig, etend, lachend, Zingend: "O Kabibonokka, "Toch zijt gij mijn medestervling!" Woedend trad Kabibonokka Nu de hut des duikers binnen. Shingebis, de duiker, voelde 't, Voelde 't aan de groote koude, Aan dien adem, kil en ijzig.

De populieren braken met een ijzig gekraak, huizen stortten in, alsof 't karren steenen waren, omgekeerd aan den kant van den weg. Jacques, wiens hart verscheurd werd onder de klachten der vrouwen, riep uit: "Wij kunnen hier niet blijven. Wij moeten wat probeeren .... Vader, ik smeek u, laten wij 't een of ander beproeven. "Ja, ja, er moet wat beproefd worden."

Deze dalen, door hunne ligging beschut tegen de ijzig scherpe winden, die van de Pyreneeën jagen, bieden betrekkelijk dezelfde levensomstandigheden als het zachtere Zuiden van het land.

"Is 't niet ijzig, pa, als je in zóó'n diepte zakt?", vroeg Amélie, zachtjes trappelend op raamshoogte. "IJzig!", zei hij: "'t goddelijke is dat je niks ziet, niks voelt. Je droomt!" Met, te vurig van genietings-gebaar, trapte hij een pan van het dak, de eerste die donder-reutelend Chris zou opschrikken. Noch mevrouw, noch Amélie letten 't op.

Luister, hoe iedre rust ook is gevuld Met onder-noten, klare, zilvren tonen, IJzig en hel en die ontwaken doen, Die door de zinnen boren naar de ziel, En daarin leven; als de scherpe sterren Boren door de kristallen winterlucht En staren naar zichzelf in zee weerspiegeld.

Zij leef de daar met drie zusters in een kleine keet, bestaande uit drie kamers, midden tusschen de barakken. 't Was ijzig koud, 's nachts bevroor daar alles, tot zelfs de inkt. Eens werden de zusters wakker onder een laag van sneeuw, die door de reten van de keet naar binnen was gewaaid.

Nochtans van nu aan zal hij trachten eenvoudig te zijn, ontzettend eenvoudig. 't Is winter. Koud was Decembernacht, en ijzig koud is nog zijn vroege morgen. Zes slagen bromt de klok uit Leidens hoogsten toren. Door de Breestraat en de Hoogewoerd leidt onze weg naar een der achterbuurten der stad. Bij het licht eener gaslantaarn zien wij, op weinige schreden afstands, een armelijke woning.

Het was reeds zeer koud te Mahoen, onze pleisterplaats; te Hanaka, waar de karavanseraï op een hoogte van bij de 2400 M. ligt, was het werkelijk arctisch koud, maar te Rain, op de zuidelijke helling van den Djoeparketen, werd het weêr gelukkig minder ijzig. Langs de rivier, de Sandoe, ging het naar Abarik een moeilijk eindweegs door het geaccidenteerde terrein.

Nu drukt hun den æther vierig, Al wraakgierig, Met zijn kromme bliksems rood; Nu laat hij Egypte vallen Van kristallen Een diluvie in den schoot. Nu zoo dreigt hij hun afgrijzig, Met een ijzig Donders dommelig geklak; Nu jaagt God met hagels ronden, Om hun zonden, Al d' Egypt'naars onder 't dak.

's Nachts was de noordenwind opgestoken. Huilend gierde hij bijwijlen om het huis, floot door de reten der deuren en deed de vensters klapperen. Hij kwam van de nog met sneeuw bedekte bergen van Phthiotis, en was zoo ijzig, doordringend koud, dat ik huiverde onder mijn winterjas.