United States or North Macedonia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hoe vroeg hij ook opstond, steeds lag de man uit het kousen winkeltje aan den overkant, met gekruiste armen over de halfdeur te loeren en riep hem, immer welgemutst een goeden morgen toe. Hij dampte uit zijn goudsche pijp en hield den steel tusschen de dikke worstvingertjes geklemd. Steeds spuwde hij regelmatig, met pletsend geluid, juist op den kant van het voetpad voor zijn deur.

Zij keerden langs den dijk, over de bruggen, in het tierig havenleven der stad weer, namen afscheid aan de halfdeur. Snepvangers vond het keffend spitsken alleen thuis. Hij lei zijn vischtuig neer en met het mandje waarin zijn vangst geborgen zat trok hij naar de Torfbrug, want hij veronderstelde dat zijn wederhelft bij Marieken op bezoek was. In den winkel stond de knecht achter den toog.

In zijn vrije oogenblikken lag hij maar altijd over de halfdeur te rooken en te spuwen. Snepvangers die jaren de welvarende nering kende, vermoedde wel dat het koppel dikkerds er warmpjes in zat. Zij leefden afgetrokken en vergenoegd, de man wist dat de vrouw de broek droeg, maar 't verhinderde hem niet vermits hij op tijd zijn natje en zijn droogje had.

Het huisje was nog antieker dan zijn ouderwetsche bewoners, al was het trapgeveltje weggebroken om plaats te maken voor een kroonlijst. De halfdeur was gebleven om overbuur van zijn gemakje niet te berooven. Het bleef bij wederzijdsche beleefdheid.

Een morgen in Oogst stond Snepvangers weer aan den buitenkant der halfdeur naast Sander aan den binnenkant. Het zou weer erg warm worden zoodat men niet wist waar kruipen, overwoog Snepvangers. Morgen ziet ge mij niet, bedreigde Sander. Wat is er gebeurd? ondervroeg Snepvangers verschrikt. Er is nog niks gebeurd, maar er gaat iets gebeuren! Wat zegt ge, Sander? Er gaat iets gebeuren!

Eenige dagen gingen voorbij zonder dat hij een poging waagde, hoe toeschietelijk Sander ook glimlachte en lustig knikte wanneer hij aan de deur verscheen. Maar Spitsken joeg weer achter den kater, en het beest wipte weer binnen over de halfdeur. Hij kan hem niet krijgen, pochte Sander.

Maar ik zou nog veel meer moeten speeken om het zoover te brengen, zuchtte Sander, en in den dag heb ik nog wat anders te doen. De volgende dagen kwam Snepvangers, zonder belet te vragen, leunen tegen den buitenkant der halfdeur. Zijn nieuwsgierigheid was nu bevredigd, maar de belangstelling bleef bestaan voor het onderhoudend spuwen.

Telkens als hij de gelegenheid vond, sloot hij zich bij Sander aan om wat afleiding te vinden. Op een zonnigen, ijlen najaarsdag stond hij zoo te treuzelen voor de halfdeur van het kousenwinkeltje. De boord van het gaanpad dreef van het speeksel. Een hoopje lanterfanters luierde tegen den met veelkleurige plakkaten bedekten muur...

Propere, stille menschen, die jaarlijks hun geveltje laten schilderen de deur in eik zetten! Op een voorjaarsmorgen, de zon koesterde reeds warm den spinnenden, grijzen kater vóór het huis van Sander, bood zich de gelegenheid om nader kennis te maken. Spitsken joeg in lente-overmoed achter de poes, die over de halfdeur naast het hoofd van haar meester wegsprong.