United States or Lebanon ? Vote for the TOP Country of the Week !


"La couronne usurpée et l'enfant supposé bedoelt mijnheer?" zegt Witsen: "ik heb daarvan gehoord, en tevens, dat men den drukker voor 't Hof ter verantwoording zal roepen." "En hem het loon geven dat hij verdient," voegt Geelvinck er bij. "Nu ja," herneemt Appelman: "men zal hem straffen, maar daarmede toch den indruk niet wegnemen, dien 't geschrift bij velen heeft opgewekt."

"De Heer Appelman gelieve wel op te letten, dat ik het niet ben, die zoo iets beweer," zegt Geelvinck. "Neen, gewis niet," herneemt Appelman, op een toon van tevredenheid, "'t is natuurlijk enkel onderstelling, maar ja wel, de Admiraal Tromp heeft zijn Gravetitel aan den Koning van Denemarken te danken, en dus.... ja, zoo zou zich alles ophelderen."

"Ik hoop niet, dat ik de Heeren stoor," zegt Appelman, zoodra hij gezeten is. "De komst van een ambtgenoot moet ons altijd welkom zijn," zegt Witsen, wederom met eene beleefde buiging. "Maar misschien ben ik nu over," zegt Geelvinck, "en heeft de Heer Appelman iets aan den Heer Witsen te zeggen, dat ik niet hooren mag: in dat geval zal ik het veld ruimen."

"Ik zie wel," zegt Appelman, "dat mijne komst vruchteloos is, enik niet veel wijzer zal heengaan dan ik gekomen ben: en toch smart het mij; want mijne stelling wordt gedurig moeielijker tegenover zoovelen, die dagelijks van mij willen weten wat er gaande is."

"Burgemeester Appelman vraagt, of mijnheer geen belet heeft," zegt de bediende, terwijl hij de deur half open houdt. De beide Heeren zien elkander aan en eene wolk van misnoegen maakt voor een oogenblik het reeds zoo strakke gelaat van Witsen nog donkerder dan gewoonlijk.

"Maar," herneemt Appelman, "niemand zal mij van overdrijving of vleierij beschuldigen, als ik zeg, dat ik den Heer Witsen houde voor een fijn diplomaat: voor iemand, die weet te doorzien wat voor den kortzichtige verborgen blijft ja, die misschien in 't geheim is." "Waarom niet? Maar zoo dit laatste het geval ware, dan zou daaruit alleen volgen, dat ik mij over het onderwerp niet mocht uitlaten."

Had onze vriend Appelman ons alle drie bij elkaar gevonden, hij had gewis kwaad vermoeden opgevat." "En nog beter is het, dat hij niet een half uur langer is gebleven," zegt Witsen: "want er ware dan kans geweest, dat hij bij 't heengaan den man, dien wij wachten, op de stoep ware tegen 't lijf geloopen.

"En dewijl de Prins een verstandig man is," zegt Witsen, "mogen wij ook vertrouwen, dat hij zich in geene zaak zal steken, die geene kans biedt van slagen." "Hoe zou daar kans toe zijn?" vraagt Appelman, "Lodewijk XIV zal Koning Jakobus niet verlaten." "Dat zou althans niet met zijn gewoon staatsbeleid overeenkomen," zegt Witsen.

"Ik hoop, dat mijn geachte collega schertst," zegt Appelman, eenigszins geraakt. De Heer Van Castricum kan alleen eene scherts bedoelen," zegt Witsen, op verzoenenden toon: "want hij weet zoogoed als een onzer, hoe althans de Heer d'Avaux er volstrekt geen geheim van maakt, dat die wapening hem verontrust, en hij er rekenschap van denkt te vragen.

"Wie had men kunnen straffen?" vraagt Geelvinck: "men had den halven Haag moeten ophangen." "De Prins is geen huichelaar," zegt Witsen: "en ik heb mij overtuigd gehouden, dat hij diep getroffen was door dat beklaaglijke voorval." "Juist!" zegt Appelman: "men is bij zulke gelegenheden diep getroffen; maar men profiteert van het gebeurde."