Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 25 mei 2025
Holland prijz' zijn klaverweiden, Roeme op 't zuivelrijke gras, Zeeland, van dat erf gescheiden Door een woesten waterplas, Uit uw slibben, uit uw stroomen, Beurt gij, als Neptunus' bruid, Die de baren kan betoomen, 't Hoofd ter groene golven uit! Niet, als van uw nageburen, Welig, rijk Zuid-Beveland!
Aartsvader Adam had, met twee paar rijen neven, Natuur den tol betaald, den stervling voorgeschreven; En 't menschelijk geslacht, het aardrijk overspreid, Zich reeds, naar 't Godlijk woord, vertalrijkt uitgebreid. In steden saamgeschoold, beschut voor 't overvallen Met ondoordringbaar woud of opgeworpen wallen, Bebouwde 't, met een' arm door d' arbeid sterkgespierd, Zijne akkers, zonder vrees voor 't woeste roofgediert'; Of 't zwierf, met draagbre tent, en zuivelrijke lammeren, De bergvalleien langs, te vreden in zijn jammeren. Het fiere Hanoch, 't oudst der burchten, stak het hoofd In 't uiterst Oost omhoog, van d'ochtendgloed gestoofd, En telde, als moederstad, van Land- tot Landgewesten, Een overtalrijk kroost in meer bekrompen vesten, Tot waar de Hiddekel by d'avondgroet der zon, Zijn' Westelijksten tak te rug boog naar zijn bron, Om, dwars door 't steil gebergt', in slorpende aard bedolven, Een' weg te zoeken ter ontlasting van zijn golven. De middelvlakte was van Gihons kil besproeid, Met Pizon, arm in arm, doorstrengeld en doorvloeid, En zag, door cederbosch, en palmen, en olijven, Den Frath zijn' sneller stroom naar de open zeekust drijven Alwaar de middagzon zich spiegelde uit het Zuid, En strekte een heuvlenrij naar Hanochs landpaal uit. Het Noorden, door een' muur van hoog gebergt' omsloten, Weêrhield den stormwind daar, die, 't aspunt afgeschoten, Het landomvaâmend meir van uit zijn kolken joeg, Om 't droog te omspoelen dat des aardrijks rug besloeg. Een koopren schild gelijk, dat zwellende uitgebogen, Zich opheft uit zijn rand, met blaauwend staal omtogen. En door 't geweld des krijgs met bult en bluts bedekt, Lag daar 't bewoonbaar vlak, van oost naar west gestrekt. Zijn bodem was graniet, met aardmulm overtrokken. Men zag geen menigte dooreen geworpen brokken Van rots 't eenvormig strand, of, midden in het meir, De golven scheiden, of geen spits het hemelsch heir Verbergen. 't Was één land, van éénen plasch omgeven:
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek