United States or Maldives ? Vote for the TOP Country of the Week !


De plaats waar hij zich ophoudt, wordt door hem zelf zeer spoedig op de duidelijkste wijze aangewezen, daar hij voortdurend nieuwe hoopen moet opwerpen om te kunnen leven. Deze hoopen geven altijd de richting en de uitgestrektheid aan van het jachtveld, dat hij op dit tijdstip doorzoekt. Wegens zijn buitengewone vraatzucht moet hij dit jachtveld voortdurend vergrooten en daarom ook aanhoudend werken aan de uitbreiding van zijne onderaardsche gangen. Onophoudelijk graaft hij horizontale galerijen, of liever loopgraven, op geringe diepte onder de oppervlakte, en werpt, om de losgewoelde aarde te verwijderen, de bekende molshoopen. "Van alle inheemsche, onder den grond levende dieren," schrijft Blasius, "besteedt de Gewone Mol de meeste moeite aan zijne kunstvolle woningen en gangen. Hij heeft niet alleen te zorgen voor de bevrediging van zijn buitengewoon groote eetlust, maar moet ook zijn woning en de daarmede in gemeenschap staande gangen op zulk een wijze inrichten, dat hij tegen de velerlei gevaren, waaraan hij blootstaat, beveiligd is. De meeste kunst en zorg wordt vereischt voor het gereed maken van de eigenlijke woning, die zijn leger bevat. Gewoonlijk bevindt zij zich op een van buiten moeielijk toegankelijke plaats, onder boomwortels, muren enz.; meestal is zij ver verwijderd van het dagelijksche jachtveld, waar de loopgraven, die voor 't verkrijgen van 't voedsel dienen en van dag tot dag in aantal toenemen, zich op allerlei wijzen vertakken en kruisen. Woning en jachtveld zijn door een langen, meestal tamelijk rechten loopgang met elkander verbonden. Behalve deze pijpen en loopgraven worden in den voortplantingstijd nog andere gangen aangelegd, welker doel later zal blijken. De plaats waar de eigenlijke woning zich bevindt, is dikwijls kenbaar aan een aardhoop, die zich weinig boven de oppervlakte verheft, maar een aanmerkelijken omvang heeft. Zij bestaat inwendig uit een rondachtige kamer van ruim 8 cM. middellijn, die het gewone verblijf van den Mol is, en uit twee kringvormige gangen: de grootste gang is ongeveer even hoog als de kamer gelegen en omgeeft haar op een afstand van ongeveer 16

In April of Mei begint de voortplantingstijd van den Steenuil. Hij is dan buitengewoon onrustig, schreeuwt en tiert veel, ook over dag. Hij bouwt geen eigenlijk nest, maar zoekt een geschikt hol in rotswanden, onder steenen, in oude gebouwen of boomen op; desnoods maakt hij ook wel gebruik van een konijnenhol; hier legt hij zijne 4

Deze zijn gelegen op loodrecht uit de zee opstijgende rotsen en hooge klippen; vooral de naar 't zuiden en zuidwesten gerichte rotswanden zijn gedurende den voortplantingstijd, van den waterspiegel tot op een hoogte van verscheidene honderden meters, dicht bezet met nesten.