Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 21 mei 2025


Tot nauwkeuriger omschrijving van de Schubdieren moge het volgende dienen: De romp is gestrekt, de staart lang, de kop klein, de snuit kegelvormig toegespitst; de vóór- en achterpooten zijn kort, hunne voeten hebben vijf teenen, die met stevige, voor 't graven geschikte klauwen gewapend zijn.

Wel grijpen zij in elkander, maar het dier is niet in staat met kracht toe te bijten of te kauwen. De tong gelijkt eenigszins op die van den Miereneter, maar is veel korter en kan niet zoo ver buiten den bek gestoken worden; zij is driekantig toegespitst en met kleine verhevenheden bezet.

Hij heeft dan een stuk bamboe, met een kantig steentje in het ondereind geklemd, of enkel maar toegespitst. Daarmee, als met een hamer en beitel tegelijk, klopt hij het merg los van tusschen de houtige vezels die er doorheenloopen. Aan het ondereind van den stam, dien hij glooiend heeft gestut, is een grove lap gebonden, een stuk weefsel van den boom zelf afgehaald, bij wijze van zeef.

Het onderscheidt zich door de volgende kenmerken: De kop, die, evenals bij de overige Gevoorde Walvisschen, korter is dan een vierde gedeelte van de lichaamslengte, heeft een betrekkelijk kleinen schedel en een langwerpig, toegespitst aangezichtsgedeelte; de rugvin bevindt zich op het laatste vierde gedeelte van 't lichaam. De lengte is bij de verschillende soorten zeer ongelijk.

Als het edelste van alle rassen mogen wij wel de Angora-geit (Capra hircus angorensis) aanmerken. Zij is een fraai, groot dier van ineengedrongen lichaamsbouw, met stevige pooten, korten hals en kop, zeer eigenaardig gekromde horens en een vreemdsoortig haarkleed. De dieren van beiderlei geslacht zijn met hoornen gewapend. Die van den bok zijn nagenoeg lintvormig samengedrukt, scherpkantig en van achteren stomp toegespitst; gewoonlijk gaan zij in horizontale richting van den kop uit, vormen een lange dubbele schroefwinding en zijn met de spits naar boven gericht; zij hebben dus een drievoudige kromming ondergaan. De geit heeft kleinere, zwakkere, ronde enkelvoudig gebogen hoornen. Korte, glad aanliggende haren komen niet anders voor dan op het aangezicht, de ooren en de onderste gedeelten van de pooten; de overige lichaamsdeelen zijn bedekt met een zeer dikke vacht, welke uit dichte en lange, fijne, zachte, glanzige, zijdeachtige en tot lokken vereenigde, gekroesde haren bestaat. Een tamelijk lange, uit stijve of harde haren samengestelde baard versiert de onderkaak zoowel bij het mannetje als bij het wijfje. Verreweg de meeste leden van dit geitenras zijn eenkleurig en wel schitterend wit; die, welke op lichten grond donkere vlekken vertoonen, zijn zeldzamer. In den zomer valt de vacht bij zeer groote vlokken uit, maar groeit zeer snel weer aan. Fransche fokkers hebben bevonden, dat één zoo'n vacht 1.25

Dit zonderlinge wezen is een dwerg in vergelijking met de andere Gordeldieren en overtreft de kleinste, bekende Zoogdieren slechts weinig in grootte. Door zijn vorm en meer nog door zijn levenswijze herinnert het sterk aan de Mollen. Zijn kop is kort, de achterste helft breed, de voorste toegespitst, en eindigt in een tamelijk korten, stompen snuit.

De oogen zijn groot en levendig; de ooren staan overeind; zijn smal toegespitst en zeer beweeglijk. Bij de Bokken zijn zij steeds veel forscher dan bij de Geiten. Het haarkleed is uit twee bestanddeelen samengesteld: de fijnere wol wordt door het grovere bovenhaar bedekt.

De romp is gedrongen, de kop aan den snuit min of meer toegespitst. De staart is meestal lang en in dit geval een aan de spits naakte grijpstaart, soms echter kort en meer of minder behaard.

De romp is gedrongen, de staart een kort, behaard stompje; de pooten zijn middelmatig lang, maar buitengewoon zwak, de hoeven lang, smal en toegespitst, de bijhoeven ternauwernood zichtbaar. Zeer fijne, tamelijk lange haren bedekken den romp. De vacht is voskleurig en blauwachtig grijs.

De neus hangt haakvormig over de bovenlip heen, is in het midden tamelijk breed, aan den top toegespitst en langs den rug met een ondiepe groeve voorzien; de neusgaten zijn zeer groot, en kunnen nog zeer sterk uitgezet worden. Bij jonge dieren is het later zoo merkwaardig ontwikkelde zintuig nog klein en stomp.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek