United States or Singapore ? Vote for the TOP Country of the Week !


Met inbegrip van den ongeveer 5 cM. langen staart kan hij een lengte van nagenoeg 30 cM. bereiken. De bovendeelen zijn grootendeels roodachtig geel met grijsbruin gemengd. Lichter, n.l. roestkleurig geel, zijn de zijden van den kop, een streepje onder het oor, een vlek op den schouder en een kleinere vlek achter den oksel.

Daardoor werden zij, zegt men, in den loop van duizend jaren van een leelijk, een schoon volk met regelmatige Kaukasische gelaatstrekken, en bezitten zij nu ook, in plaats van de geelachtige Noord-Aziatische kleur, de liefelijke, roodachtig witte tint, die den volken van Europa eigen is. Misschien bracht hiertoe de vermenging van rassen, even als bij de Britten en Amerikanen, ook het hare bij.

De grondkleur is een moeilijk te beschrijven roodachtig bruingrijs, dat op de achterste gedeelten van den buik en de binnenzijde van de pooten in witachtig grijs overgaat.

De mannen waren enkel met de lawa-lawa bekleed, droegen het haar steil omhoog en hadden het meestal roodachtig geverfd; zooals ik later hoorde, bleeken zij het met ongebluschte kalk. Alleen 's avonds, als zij naar de kerk gingen, moesten ze volgens voorschrift een jasje dragen.

De grondkleur van het vederenkleed is roodachtig bruin; zwartachtige strepen vormen de teekening hierop. De meeste Struiksluipers behooren in Amerika thuis, slechts weinige soorten komen in Europa en Azië voor. Zij bewonen gewesten, waar veel struikgewas groeit, bij voorkeur zulke, die ook rijk zijn aan water, en hun de meest mogelijke schuilplaatsen verschaffen.

De oogen zijn roodachtig nootbruin, de pooten zwart; de snavel is bruinachtig aschgrauw.

De kop, de hals en de schouders zijn geteekend met grijsachtig witte, roodachtig getinte strepen, die op het voorhoofd en de slapen overlangs gericht en dicht opeengedrongen zijn, op de wangen echter dwars loopen en iets verder uiteen staan. Tusschen de oogen en den mond vormen zij een driehoek.

Het jeugdkleed heeft een roodachtig bruingrijze grondkleur, waarop vlekken voorkomen, omdat de vederen van de rugzijde ieder afzonderlijk lichtgele schachtvlekken en zwartachtige randen hebben. De lengte van het mannetje bedraagt 7 cM.; het wijfje is een weinig kleiner.

De iris is roodbruin, de snavel leerachtig zwart, de poot roodachtig purperkleurig. Totale lengte 36, vleugellengte 25, staartlengte 7 cM.

Deeze fraaije vogel behoort, zoo men zegt, tot het zoort der Pluviers; hy heeft de gedaante van een duif; zyne pluimaadje heeft eene donkere kaneel-kleur of zeer donker roodachtig oranje; de buik en hals zyn volmaakt zwart; de vouw van elke vlerk, waar van de vederen een schitterend geele kleur hebben, is gewapend met een spoor van eene zelfstandigheid, gelyk aan hoorn, en dienende tot verdediging van deezen vogel: hy heeft geen staart; zyn bek is byna twee duimen lang; zyne pooten zyn ook zeer lang, en, even gelyk de bek, van een geelachtig groene kleur; zyne klauwen, vooral de achterste, zyn uittermaten lang; zy schynen berekend, om de zwaarte van den vogel in het slyk te dragen, alwaar men hem dikwils ontmoet, mogelyk om aldaar zyn voedzel in het water te zoeken.