Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 11 juni 2025
Waar 't vee blijft, blijven wij, grootmogende monarch! Als wij gekomen zijn bij Sinaï den berg, Wij God een offerand van ossen ofte stieren Op 't heilige gesteent dankbarig moeten vieren, Tot eenen zoeten reuk, en tot een teeken blij, Dat hij ons heeft verlost van al ons slavernij; De palen zijnes wets wy niet en overtreden, Dus oorloft ons vertrek, en hoort zijn stemme heden!
Ik voel, ik voel het juk is hunnen last te licht, Dies ik drie dubbel moet verzwaren hun gewicht: Met schorpioenen wil ik hen voortaan kastijden, En alle roeden 't vuur en uwen God toewijden Tot eenen offerand.
Ach! zaliger ist lijk 't welk hier ligt uitgestrekt, Dat nu den rouwe met haar vleugelen bedekt, Als wij, die treurig, om dees droefheid te verzachten, Ons overstelpen in ons tranen en ons klachten. Verlatet den Hebreen, ontsluit Egyptenland, Op dat zij hunnen God voldoen zijn offerand; Ontslaat ze toch van 't jok van al hun slavernijen, En wilt ons allen voor een grooter straf bevrijen.
't Baatte al wederom niet: de onvervaarde en strijdlustige Vondel kende geen halfslachtigheid. »Het gedicht op het Eeuwgetijde, en het Kenteeken des Afvals waren maar voorloopers geweest, lichte troepen uitgezonden om den weg te banen voor een krachtig leger, met voor- en middeltocht- en achterhoede, met andere woorden, voor een doorwrocht leerdicht, even uitmuntende door zaakrijkheid en fiksche dialektiek, als door gloed van poezy en vernuftige gedachten" 't luidde: Ik zing van Gods Altaargeheimenissen Van d' Offerspijs der heilige offerdisschen Van Offereere, en eeuwige Offerand.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek