United States or North Macedonia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Daar buiten hangt een nachtegaal in zijn kooi: die kan wel zingen. Die heeft wel is waar niets geleerd; maar dat zullen wij maar daar laten!» «Ik vind het heel ongepastzei de waterketel, deze was keukenzanger en een halve broeder van den theeketel, «dat zulk een vreemde vogel gehoord moet worden! Is dat patriotsch? De boodschappenmand moet dit maar beslissen

Met de vier resteerende bloederige botten verder dit gedaan: Begrijpende dat het mannen niet gegeven is visch te bakken en accepteerend het fatum van man-zijn, hebben we den waterketel opgezet en de treiterende beesten in het spartelend water gedeponeerd. Dat kon niet misloopen. Na een zeker aantal minuten hebben wij de dieren er uitgepikt, hebben rijst gekookt en smakelijk gedineerd.

Zoo gauw als het licht wordt trekken wij er uit, Moeder, schep maar moed... Kom, wij blijven niet in den kelder, we gaan koffie opschenken, dat zal ons goed doen. Hij nam de lamp en gehoorzaam volgde zij hem naar de keuken. Spoedig zong de waterketel. Hier is het veel beter, zei Madame.

Ook daaraan herken ik hem. Een ander zou denken, dat het erg kon afloopen; hij zou razen, tieren en koken, als een waterketel op het vuur, hij zou niet Jean Valjean willen wezen enz. Maar hij, hij houdt zich alsof hij niets van de zaak begrijpt, en zegt: Ik ben Champmathieu, daar blijf ik bij! Nog meer; hij houdt zich dom en verwonderd.

In het genoemde kookscherm heeft een reeds bejaarde kleurling vuur aangelegd, de ijzeren waterketel boven het vuur gehangen, en wacht nu, terwijl hij zijn koude handen bij de vlam koestert, tot het water kookt om koffie te zetten. Het is die kleurling aan te zien dat hij geen Kaffer, Koranna of Bosjesman is.

Maar toen ik met mijn cadeau de steenen stoep was beklommen en een portaaltje was doorgestapt tot dicht bij Juffrouw Fietje, toen schaamde ik me plotseling. Daar stonden andere kinderen met groote pakken in de hand, en daar blonken en schitterden mij reeds uitgepakte geschenken tegen. Een verlakte theestoof! Een glimmende waterketel! Een kristallen olie- en azijnstel!

En niemand had me iets gezegd of aangedaan, maar ik ging niet naar de feestzaal, doch liep het portaaltje door, de trap af, en rende naar huis. Nóg drie centen, nóg zoo'n vaasje! Mijn eer stond op het spel. Ik ging niet naar het feest, als ik niet eerst nog zoo'n vaasje kon aanbieden, om althans eenigermate in evenwicht te komen met de theestoof en den waterketel.

Maar als ik toevallig even opsta om den waterketel op te nemen, zie ik, dat hij met de oogen dicht achter de krant zit en niet leest. Hij schrikt op. Ik vraag hem niets. Ik voel dat hij zelf spreken zal. "Je kucht leelijk, jongen." "Ja, ja...." In de kamer het vroolijk gegiegel van de zon door de gordijnen, het rinkelen van 't lepeltje in den kop, het tikken van 't mes op het bord.