United States or Kenya ? Vote for the TOP Country of the Week !


Nu toont zich de Arbaliet, die, achtloos by zijn feesten, Het bloed en merg verslond van slacht- en offerbeesten, Uit Hemath weggevoerd. De wapenschreeuw gaat op; De schichten vliegen: daar, van elken heuveltop; Hier, midden uit den drom der naderende troepen, Die Hanoch, Segol, Wraak, en Bloed, en Doodslag roepen.

De apanagehouder bouwt een huis, geeft een feest, maakt een reis, trouwt een zoon of dochter uit: de kleine man brengt bamboe uit het bosch, de steenen die hij zelf gebakken heeft, uit den oven en bouwt het huis; hij neemt voor een paar dagen eten in een gevlochten zakje en zijn draagjuk over de schouders, en volgt als lastdrager zweetend en dravend den apanagehouder op reis; hij gaat houtskool branden in het bosch, haalt de laatste rijst uit zijn schuur, slacht een paar kippen of zijn geit, en brengt alles naar de keuken, waar de feestmaaltijd van den apanagehouder wordt bereid.

Hij heeft mij zoo'n prachtigen ketting gegeven en hij ziet er zoo mooi uitMaar de vrouw werd het zoo eng, zij viel languit op den grond en de muts van haar hoofd; toen begon de vogel weêr: »Mijn moeder, die mij slacht,» »O, was ik duizend voeten onder den grond, dat ik dat niet hooren moest!» »Mijn vader, die mij atToen viel de vrouw als dood neêr. »Mijn zusje Marleentje

De weerwolf-mythen hebben alle Indogermaansche volken gemeen; vooral vindt men ze in grooten getale bij de Slaven, waar zij nauwverwante trekken met onze heksen en vuurmannen vertoonen; zie b.v. Fr. Den Slavischen weerwolf slacht vrijwel diens naamgenoot op de massale dijken langs Lek en Waal.

Voornamelijk bewonen zij den Stillen of Grooten Oceaan, leven zoowel aan de met ijs omzoomde kusten van de Beringstraat als op het vasteland, dat de Zuidpool omgeeft, en op de daarbij behoorende eilanden, in de gematigde gordels, zoowel als onder de loodrecht gerichte stralen van de zon der keerkringsgewesten; ginds ondernemen zij meer of minder uitgestrekte verhuizingen, hier bewonen zij jaar in jaar uit hetzelfde gebied; op de meeste plaatsen worden zij onophoudelijk en onmeedoogend vervolgd, van enkele oorden zijn zij reeds verdreven door den hebzuchtigen mensch, die om hun vel, vleesch en vet machtig te worden, reeds sedert eeuwen jacht op hen maakt, en ze bij duizenden slacht.

After that tha Adela follistar ella hêde lêta overskryva elk in sin rik, hwat wryt was in vppa wâgarum thêra burgum, bisloton hja en Moder to kjasane. Thêrto wårth en mêna acht bilêid vp thisra hêm. After tha forme rêd Adelas wårth Tüntja bifolen. Ak skoldet slâcht håve.

O ja, nog iets; als men bij gelegenheid van een bruiloft een karbouw slacht er worden doorgaans meer dan een voor de feestmaaltijden geslacht dan zet men op alle mogelijke hoeken en gaten een gevlochten bamboezen bakje, gevuld met sirih, koekjes, pinangnoot, een stukje vleesch, wat geronnen bloed van den geslachten karbouw, en bloemen neer, op kruiswegen, bruggen en de putten op 't erf; het is een offer aan de geesten, die daar wonen.

De plechtigheid deezer begraaffenis eindigt met jammerkreeten, en vervolgens keert men naar huis te rug. Des anderen daags slacht men een vet varken, eendvogels, ander gevogelte, enz.; en de vrienden geven aan de andere Negers een feest, het welk eerst den volgenden dag eindigt.

Bij den ingang liggen bloedende resten van de slacht, en honden, veel honden zwerven er rond, om zich op die walgelijke prooi te werpen. Maar in het dal der Olt wordt het landschap vroolijk en vriendelijk, en aan den horizon verrijzen met bosschen bedekte bergen.

Mijn Godzoo sprak de duifis innig-zacht, Heeft donzen wieken, en bemint ons allen; Almachtig, heerscht hij over duizend-tallen En houdt op ieglijk duifje trouwe wacht.” De sperwer sprak: „Mijn God heeft vlucht en kracht, En kan op eens uit hooger luchten vallen, En die Volmaakte laat een juich-kreet schallen, Wanneer zijn schoone neb een doffer slacht.”