United States or Afghanistan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Mijn naam is Wiljo, ik ben de maagd, die met hem uit de Saksenmarken naar huis voer. Door taal en omgang kwam het uit, dat wij alle beide van Adelas geslacht waren; toen ontstond liefde en daarna zijn wij man en vrouw geworden. Hij heeft mij vijf kinderen nagelaten, twee zonen en drie dochters.

Wetten, geregelde wetgevingen, gelijk zij in Adelas boek in vrij grooten getale voorkomen, zijn in de Mythologie eene onbekende en met haar wezen onvereenigbare zaak. Zelfs als de Mythe aan Minos toeschrijft de invoering van eene wetgeving op Kreta, dan weet zij van die wetgeving zelve niet het geringste te berichten.

Doch te laat! een pijl had haar boezem getroffen. Verraderlijke Magy! De pijlspits was in vergif gedoopt en daaraan stierf zij. Ja, ver wonende vriend, duizende zijn reeds gekomen en nog meerdere zijn op weg. Wel, zij willen Adelas wijsheid hooren. Zeker is zij eene vorstin, want zij is altijd de voorste geweest. O wee! waartoe zoude zij dienen.

After that tha Adela follistar ella hêde lêta overskryva elk in sin rik, hwat wryt was in vppa wâgarum thêra burgum, bisloton hja en Moder to kjasane. Thêrto wårth en mêna acht bilêid vp thisra hêm. After tha forme rêd Adelas wårth Tüntja bifolen. Ak skoldet slâcht håve.

In Adelas boek daarentegen wordt bij ieder verhaal opgegeven, waar het gevonden of waaruit het ontleend is, b. v. dit is uit Minno's schriften, dit is aan de Wanden der Waraburch gegrift, dit aan de Fryas burch, dit te Stavia, dit op Walhallagara. En dan is er nog iets.

Bij den grafsteen, waarvan in de lofspraak melding wordt gemaakt, is moeders lijk begraven. Op haren grafsteen heeft men deze woorden gegrift. De oude leer, die gegrift is op de buitenwand des burgttorens, is niet geschreven in het boek van Adelas volgers. Waarom dit nagelaten is, weet ik niet te schrijven.

Thit send tha nâma thêra grêvetmanna, vnder hwam-mis wald thit bok awrochten is. Apol, Adelas man, Thria is-er sêkening wêsen, nw is-er grêvetman over Ast-flylând ånd ovir-a Linda-wrda. Tha bvrga Ljvdgârda, Lindahêm, ånd Stâvja send vnder sin hod. Ther Saxman Storo, Sytjas man, grêvetman ovir-a hâga fenna ånd walda. Njvgun wâra is-er to hêrtoga, thåt is to hyrman, kêren.

Thâ thju lônge skåre ut sjocht wêre kêm er en hloth mâgjara ridderum linrjucht to rinnande vp Adelas hêm. Hira tât ånd gâde wêron jeta vppa stoppenbenke sêten. Thju dure stond êpen ånd thêr binna stand Adelbrost hira svna.

Toen haar het woord gegund was, opende zij hare valsche lippen en sprak: Gij allen schijnt zeer te hechten aan Adelas raad; doch dat zal daarom mijn mond niet sluiten noch snoeren. Wie toch is Adela en waar komt het van daan, dat gij haar zulken hoogen lof toezwaait?

Toen de lange schare uit het gezicht was, kwam een troep Magyaarsche ruiters lijnrecht aanrennen op Adelas erf. Haar vader en haar man waren nog gezeten op de stoepbank. De deur stond open en daar binnen stond Adelbrost haar zoon.