United States or Portugal ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dat gevoelden de Dordtenaren steeds; zij stelden zich altijd hoog boven de Rotterdammers. De dichters der 17e eeuw noemden de handelsstad aan de Merwede vleiend "de kroon", "de koningin der steden", "de roem van Holland". Niet minder dan de handel en scheepvaart werden ook kunsten en wetenschappen er aangekweekt.

Onderwijl de stuurman zoo in vuur geraakt was onder het spreken, waren er van alle kanten mannen en vrouwen komen opdagen, die met open ooren en monden stonden te luisteren. Dat zag de wakkere man en toen hij even ophield met spreken om adem te halen, klonk het hier en daar: "Ga voort, ga voort!" En Warmont sprak: "Ik en weet niet of jeluî altemaal Rotterdammers zijt; maar wat geeft dat?

Daar slaat het acht uur! Nog een uur en de Rotterdammers zullen er zijn. Maar, wat is dat? Hooren de wachters aan de poort daar niet reeds het bepaalde sein? Zeker zijn de Hoeken vroeger gekomen, dan is afgesproken. Vooruit dan maar! De poort laat men door middel van buskruit openspringen, om de vrienden binnen te laten. Maar geen der Hoeken is in velden of wegen te ontdekken.

Hij zou u wat weten te vertellen van al de Rotterdammers, die hij aan zijn voeten heeft zien spelen, groot worden en heengaan. En wanneer de geleerde eens van eigen lijden en strijden ging verhalen! Dan zou hij u spreken over de woeste Spanjaarden, die hem in 1572 beschoten, verminkten en ten slotte te water wierpen, hoe hij later weer is opgehaald en opnieuw zijn oude plaats verkreeg.

Het beruchte rotterdamsche wijf Kaat Mossel, die in de staatkundige beroerten van de laatste helft der voorgaande eeu hare rol speelde, had eenen anderen geslachtsnaam. Het grootste deel der Rotterdammers evenwel wist, dat wijf aangaande, anders niet dan dat zy Kaat heette, en dat zy keurster was van de schelpvisch op de rotterdamsche vischmarkt.

De namen dezer havens duiden al aan, waarvoor ze voornamelijk dienden, òf waar de Rotterdammers hun bestaan in vonden. De wijnhandel en de bierbrouwerij waren van zoo groote beteekenis, dat er twee havens naar werden genoemd. Twee andere herinneren ons aan de visscherij; de Scheepmakershaven aan de scheepsindustrie.

Hij stond er meest zwijgend bij, de schilder. Er kwam haast niemand die hem kende. Hij noemde alleen telkens weer zijn naam of zei: "ik ben de broer van den bruigom", en boog. Dikwijls ook stelde de bruid hem voor. Hij drukte weinig handen. Hij voelde zich stil en stug worden, totaal vervreemd van al die Rotterdammers, er niet meer bijhoorend.

Mijne beminde stadgenooten, de Rotterdammers, hebben deze toelichting niet van noode: want voor de deftigen onder hen is »den Berg" eene gezochte begraafplaats; en voor de niet-deftigen is het een uitverkoren ontspanningsoord. Voor andere bewoners van Nederland echter, in de Maasstad en omstreken vreemdelingen, was de bovenstaande mededeeling misschien niet overbodig.

Het burgerlijke kleed, dat Rotterdam nog lang omhulde, is afgelegd; het ouderwetsche, nationaal eigene der Rotterdammers is verzwonden in internationale opvattingen. In 1860 schreef W. N. Peijpers nog in zijn geschiedenis van Rotterdam, dat er "geen stad is in ons vaderland, waar de sporen van het oude Mid-zomerfeest nog zoo lang waren blijven bestaan als in Rotterdam. De St.

Met smart zou hij u spreken van den Franschen tijd; hoe hij er getuige van is geweest, dat daar voor hem de brooddronken Rotterdammers hand in hand met de Franschen om den vrijheidsboom dansten; van de daarop gevolgde vernedering, die zijn vaderstad ondervond; van den handel, die verliep; de industrie, die kwijnde; de armoede, die heerschte; hoe hij zelf in angst en beven verkeerde, toen Napoleon, bij zijn bezoek aan Rotterdam, hem, den man des vredes, tot kanonnen had willen gieten; van zijn dankbaarheid, toen vermogende stadgenooten dit gevaar door betaling van een aanzienlijke som gelds wisten te bezweren.