United States or Mali ? Vote for the TOP Country of the Week !


Den derden dag, nadat wij het fregat verlaten hadden, liepen wij vroeg de rots in het zicht en rondden ten twee uren de punt van Europa. Ik had mijn volk order gegeven de ankerkabels op te steken en, zooals dat aan jonge officieren wel eens meer overkomt, er op gerekend, dat het uitgevoerd was, omdat ik het gezegd had en zij »ja" geantwoord hadden.

Plekken roerlooze hemel rondden tusschen hen door, door de verblauwmarmerende overrastering der witte wolkspiertjes.

Botsen op Vanhoutte? en hij trok hoog de wenkbrauwen die lijk borstels, donker boven de oogputten rondden: Wat scheelt mij Vanhoutte? voor wien moet ik uit mijnen weg? 't is dertig jaar dat we geen dag gemist hebben! De straat blijft vrij en als ik maar mijn geld afgeef, wat doet Vanhoutte daar tusschen? O, mij goed, verschoonde de boerin.

Onder den kraag, windselend om de lichtopbulting van de schoeren als een voorhoofd, donkerden de schouderpunten twee schaduwmoeten, naast elkander als een gesloten oogenpaar; plooitjes rondden zich er onder: de wellen vermoeid in zijn vroeg-oud gezicht.

Wij liepen naar den oosthoek van het eiland en wilden juist ankeren, toen Peters, naar zijne meening wat te dicht op den walvischvaarder komende, nog iets verder wilde doorzeilen. Ik heb verzuimd op te merken, dat, toen wij den noord-oosthoek van het land rondden, de koelte aanwakkerde en in valwinden door de ravijnen kwam.

Hij vertelde met korte zinnetjes, hief met gepaste woorden, kort en rap, de pittigheid van een voorval op, en liet, na elken raken zet, op zijn wit aangezicht het dubbele barreel van zijne tanden blikkeren. Biebuyck stak zijn kin vooruit en Donkerwolck pinkoogde. De cither en de viool rondden hunne bruin-glimmende buiken op een stoel, naast het doode kacheltje.

Tusschen de bladen dóor zag men in het hart van de bloem, als in een kelk van albast; als waren ze geslepen, zoo rondden zich de bladen tot een lange holte, die vol lag met gebroken gloed en matte schijnsels, onder het goudgele stuifsel dat op de stampers lag.

De kleurige schachten die haar beenen omsloten, rondden als regenbogen boven haar schouders uit, en gingen, een armlengte hoog van den bodem, met haar gelaat in ééne richting mede. Haar lippen waren gekleurd, haar wenkbrauwen zeer zwart, haar oogen bijna verschrikkelijk, en de zweetparels op haar gelaat schenen een dauw over wit marmer. Ze sprak niet. Ze zagen elkaar aan.

Geleidelijk kwam haar bemeesteren de leelijke onrust van deze laatste dagen, en 't gebeurde zoo 's ochtends, dat ze, nog slapende, reeds de angst voelde naderen, die zich te nacht verwijderd had. Ze ontwaakte met een schok. Wijd-open rondden hare groene oogen en staarden onbeweeglijk rechtop naar de zoldering .... Zoo bleef ze een poos.