United States or Malawi ? Vote for the TOP Country of the Week !


Tante Reggie brokte 'n stuk kiks voor de kindren, die schrokten met zuinige mondjes en er was plakkend gesmak van dikke lippen, koffie en koek. Van de plaats blies watergestort in de buis. Mompel van pratende menschen in de poort drabde aan. En hij sprak tot de hoofden, wier aangezicht bleekelijk zwol in den schijn van het ruitjesraam, nòg eens zeggend de dingskes van zijn reis, die hem zoo invielen, eerst van de lange ziekte in het gasthuis, van de zeeziekte dan, van 'n storm, van de windstilte, 't dágen lang wachten op 'n bries, van het ongemak aan boord van 'n zeilschip, van de harde kaak en het gezouten vleesch, van den jongen die onderweg was gestorven en de begrafenis... Maar 't was alles léég geworden, het droop van zijn lippen als een mal, mal verhaal, trits van gebeuren dat geen kleur had, daar de reis op het schip één lange melankolie, één drukkende verlatenheid van jood-van-ras bij robuste, góéiige, tabakkauwende, jenever-drinkende christen-zeebonken was geweest en hij hen, zoo zij daar hartlijk, koek-smakkend zaten, de grijze dagen van telkens-weerkeerende ziekte op de stampende, slingrende ouwe boot, waar ze 'm joodje hadden genoemd, niet kòn verhalen. Joodje, hèm. In 't gasthuis, langzaam tot krachten komend, had-ie in diepste vreugde 'n vertaalden Spinoza gelezen, herlezen. Dikwerf was 't boek in drooming naar de dekens gezakt, had-ie gepoogd zich dien man voor te stellen bij boerenkinkels op 'n vlegeldorpje in Holland. De handen bij 't boek geslapt, de oogen in zoeking gesloten, had-ie zich 'n jood Spinoza ver-beeld, 'n jood met droefgeestig bewegen, 'n jood dwalend tusschen de velden, gebogen-peinzend op 'n duinkam. Die eenzame móést in die dagen groot en stil hebben geleden. Waren 'r geen kerktrappende vlegels langs de boere-kamer gegaan? Hadden ze niet met d'r stomme, groentandige smoelen gezegd: hier woont 't joodje Spinoza? Hadden de kindren 'm niet nagejouwd als-ie langs de huisjes schuchterde? Ja, zoo w

Hij ging naar het Velabrum, naar de Groote Markt, om inkoopen te doen, minachtend de winkeltjes in de buurt, hoewel even belangstellend loenschend naar den stapel scharlaken tomaten.... De Gallen, ondankbaar, brommende, nagejouwd door de bezemende slaven, die riepen van luizen, liepen den hoogeren heuvel op, waar zich de Suburra verwijdde. Op den ezel hadden zij het kastje gesnoerd.

Zij werden niet meer opgemerkt; zij zagen er bijna uit als iedereen; zij werden niet meer nagejouwd; hier verdrong zich en woelde de menigte. Steeds schreeuwden de voorloopers van draagstoelen en carpenta, klakten de zweepen, en de drukke stemmen lawaaiden luider, lachende, twistende, schertsende tegen elkaâr in.

Ik herinner mij niet meer of wij hem dan ook nog triomfantelijk nagejouwd en uitgefloten hebben. Het zal wel zoo iets van dien aard geweest zijn. Maar wèl herinner ik mij dat wij ons nooit meer, zoolang hij leefde, en dat heeft nog wel enkele jaren geduurd op den "wal van het Oarmhuis" gewaagd hebben. Wij hadden ondertusschen andere oefeningsvelden ontdekt.

De aankomenden hadden weinig last van de kijkers, die langzamerhand sterk in aantal toegenomen waren. Ze werden alleen slechts nagejouwd en uitgescholden, terwijl een enkele maal een vuil stuk sneeuw hun om de ooren vloog. Geen hunner had eenig voordeel gehad van de aanwezigheid der politieagenten. Op straat ging het tamelijk luidruchtig toe.