United States or El Salvador ? Vote for the TOP Country of the Week !


In een handschrift van het laatst der 14de eeuw, dat misschien was aangelegd voor een edelman uit het Brugsch geslacht Van Gruythuyse, zijn ons bijna anderhalfhonderd liederen bewaard die ons een beeld geven van het minnelied dezer tijden.

De ridder was beroemd, vereerd, Uit Palestina weergekeerd; Het kruisbeeld raakte in storm en strijd Op d' armband glans en luister kwijt; Zijn schild getuigde in beuk en bocht Hoe menig vijand hij bevocht; Hij zong voor Tekla's venster thans Dit minnelied bij d' avondglans:

Dat om genade bidden, die klachten over den band en den brand der minne, de ellende die de minnaar moet doorstaan, die betuigingen dat de minne met haar aanlokkelijk gelaat hem van zinnen berooft dat alles hooren wij ook in de gewone minnepoëzie. Evenals in het wereldlijk minnelied vangen ook vele van HADEWYCH'S liederen aan met een schetsje of een greep uit het natuurleven.

Hij voldeed er onmiddellijk aan met het afschuwelijke "O, lieve deugd!" Zoo heette het ding niet; dat hadden de studenten maar gemaakt van een eertijds geliefd minnelied. Was K'dunk een Duitsch dirigent geweest, dan had zij niet zóó onmiddellijk en zóó echt haar meening kunnen te kennen geven over dat ellendige gejammer.

Maar drinken wij eerst elkander toe! En een der drinkschalen opvattend, deed zij Siddha ook de zijne ledigen en begon toen met zachte, smeltende stem een zoetvloeiend Perzisch minnelied, dat ook spoedig genoeg zijne verbeelding weer te verlevendigen wist.

En eindelik komt de beurt aan het Beiers-Oostenrijkse Duitsland, waar de eigen nationale kultuur zich nog het langst tegen de indringer verzet had, waar de oude heldenliederen van Siegfried en Krimhilde en Wolfdietrich nog voortdurend in de grote hal der kastelen weerklonken en waar het inheemse minnelied nog steeds aan de hoven gekultiveerd werd.

's Anderen daags, omtrent middernacht, bij mistig weder, stond Uilenspiegel gereed een huis te verlaten, waar hij een Vlaamsch minnelied aan een Waalsch meideken gaan zingen was, toen hij eensklaps aan de deur van het naburige huis een driemaal herhaald ravengekras hoorde. Een boer kwam op de zulle. Uilenspiegel hoorde stappen op den weg.

Wie zou het hebben durven wagen, deze ontoegankelijke rotsen te beklimmen? Op zekeren dag echter gebeurde het dat een jeugdige herder uit de verte de maagd zag, en nu, in liefde tot haar ontbrand, waagde hij zich met zijne geiten op de loodrechte steilten van den berg, en zong daar, dag aan dag, zijn teeder minnelied.

Hier zwierven menigmaal verliefde paren In 't eenzaam rond bij d' avondzonnestraal, Geloften wisslend in vergeten taal, En klanken wie zal zeggen uit wat snaren Getokkeld, of uit welk welluidend riet Geblazen? met hun teeder minnelied Meêgevend met de winden!.... Maar daar daagde De Roodhuid op: het oud geslacht verdween, Dat deze muren bouwde.

Het is zijn loktoon en zijn minnelied; toorn en kwaadaardigheid toont hij door een woedend gegrinnik en een luid klinkend gekrijsch, die gepaard kunnen gaan met een hevig geblaas en een door het snel sluiten van den snavel veroorzaakt, knappend geluid. In den paartijd hoort men alle zooeven genoemde geluiden soms achtereenvolgens en dooreengemengd.