United States or Svalbard and Jan Mayen ? Vote for the TOP Country of the Week !


Met den niet bijzonder schellen loktoon, die als "trek trek trek" klinkt, vangt gewoonlijk ook het gezang aan: een tamelijk lang lied met veel afwisseling, dat uit ratelende en fluitende tonen samengesteld is en welks laatste gedeelte verscheidene zeer lief klinkende strophen bevat.

Zijn stem staat achter bij die der overige Piepers. De loktoon is "diellem" of "dlemm"; teedere aandoeningen geeft hij te kennen door de klanken "krietlien tsierloeï" en "tsiuur", die tevens de hoofdbestanddeelen uitmaken van zijn buitengewoon eenvoudig gezang.

Haar loktoon, die bij het opvliegen dikwijls herhaald wordt en die zij ook gedurende het vliegen laat hooren, is een scherp "tsiek", het waarschuwend sein klinkt gerekt als "sieh", het geluid, dat teedere aandoeningen verraadt, is een zachter "tiek"; het gezang is zoomin aangenaam als luid en gelijkt sterk op het gedruisch, dat bij het kousenweven gehoord wordt, daar het herhaaldelijk roepen van "tiek tiek" het voorspel is van een onnavolgbaar gekletter, waarmede deze zonderlinge compositie besloten wordt.

Dat iets bijzonders zijn aandacht trekt, geeft hij door schielijk opeenvolgende buigingen te kennen; de staart wordt dan nog verder opgewipt dan gewoonlijk. Als hij zich veilig acht, gebruikt hij ieder vrij oogenblik om te zingen of althans om zijn loktoon te laten hooren; alleen in den ruitijd is hij betrekkelijk stil. Zoodra echter zijn liedje uit is, begint het sluipen en kruipen opnieuw.

Zijn fluitend stemgeluid heeft een eenigszins droefgeestigen, maar volstrekt niet onaangenamen klank: zijn loktoon klinkt ongeveer als "kwie" of "duut", zijn paringswijsje is een klagend "klioe", dat zoo dikwijls en zoo schielijk achtereen herhaald wordt, dat het aan "jodelen" doet denken. Aan dit geluid heeft hij zijn naam te danken.

Onophoudelijk stapt hij hier heen en weer, houdt intusschen den staart omhoog, spreidt hem uit en geeft bovendien aan zijn opgewondenheid door zeer verschillende geluiden lucht. Zooals met het oog op zijne goed ontwikkelde zangspieren te verwachten is, heeft de Liervogel een buitengewoon buigzame stem. Zijn gewone loktoon is luid, ver klinkend en schril.

Daar zij zich vrij bewegen mocht, verliet zij haar kooi, bootste den loktoon van de oude Vinken nauwkeurig na en bracht daarna herhaaldelijk met den snavel een deel van haar voedsel naar de jongen. De ouders vonden echter de bewijzen van genegenheid, die deze hun onbekende, groote Vogel aan hunne jongen gaf, te hartstochtelijk en vlogen verschrikt weg.

Haar stem is zeer wanluidend: de loktoon klinkt krijschend als "krie"; "kek" en "sjerr" zijn de geluiden voor het gezellig verkeer; woede wordt uitgedrukt door een krijschend "kerrekkektek," of een heesch "gier," dat gewoonlijk door "krie" wordt gevolgd.

Zijn loktoon is een schel klinkend "jèk jèk" of een heesch "krek", zijn angstkreet een leelijk, ratelend "kwer" of "krr"; een teeder gevoel geeft hij te kennen door een zacht geluid, dat als "bulow" klinkt. Het gezang van het mannetje is vol van toon, luid en zeer welluidend. Klanknabootsingen hiervan zijn de volksnamen en de wetenschappelijke naam van dit dier.

Zijn loktoon is een tamelijk duidelijk hoorbaar "gek gek gek" of een moeielijk te omschrijven "see" of "grè". Deze beide geluiden worden op verschillende wijzen geïntoneerd en geven soms vreugde, soms angst te kennen. Dergelijke tonen dienen tot het waarschuwen van de onervaren jongen. Van enkele mannetjes hoort men bijna geen andere geluiden, terwijl andere uitmuntende zangers zijn.