United States or Slovakia ? Vote for the TOP Country of the Week !


En eenmaal in zijn dorp terug werd de kleine beschermeling nu op zijn beurt de beschermer van Llanga, hij werd goed behandeld en dezen zelfden morgen had Li-Mai hem bij de hand genomen en voor deze hut gebracht. Met welk doel wist hij niet, maar toen had hij hooren praten en de stemmen van John Cort en Max Huber herkend.

Llanga aarzelde een oogenblik, maar zei toen op beslisten toon, terwijl hij zijn hand op Max' arm legde: "Het is geen aap." "Geen aap?" "Neen, hij heeft gesproken, straks, en van nacht ook." "En wat heeft hij dan wel gezegd?" "Hij heeft Ngora gezegd." "Wat!" riep John Cort, "hetzelfde woord, dat ik op dien nacht ook gehoord heb?" "Ja, ngora", hernam Llanga.

Hoogst waarschijnlijk was deze boom in het laatste onweer door den bliksem getroffen. Maar toen hij naderbij kwam, meende Llanga er iets bizonders aan te zien, tusschen de takken bewoog iets.

Heb gemeend in de verte een vuur te zien ... De apen schijnen wel onder elkaar te spreken, woorden en zinnen. Een jong heeft herhaaldelijk Ngora gezegd, dat ook bij de negers het woord voor moeder is ... Llanga, die aandachtig had zitten luisteren, riep thans: "Ja, Ngora! Ngora! ... Moeder! Moeder!"

Zoo ging Max Huber met den voorlooper op weg en weldra hadden zij den heuvel met de tamarindeboomen achter zich. Hier in het vrije veld was het iets minder duister, maar op verderen afstand dan honderd schreden zou toch geen mensch te onderscheiden zijn. Het tweetal was voorzichtig een vijftig pas voortgegaan, toen zij eensklaps Llanga achter hen bespeurden.

Zij wisten het niet. Van het oogenblik af dat zij van het vlot geslingerd en in den kolkstroom meegesleurd waren, wisten zij niet meer wat er met hen gebeurd was. Maar wel wisten zij, dat niet allen aan de ramp waren ontkomen; twee ontbraken: Llanga, het pleegkind van John Cort en Max, en het kleine schepseltje, dat Llanga op zijne beurt tot pleegkind had aangenomen.

John Cort stelde dadelijk voor van de gelegenheid dat de deur open stond gebruik te maken en zoo traden onze vrienden dus naar buiten. Voorafgegaan door Li-Mai, die Llanga bij de hand hield, kwamen zij op een soort pleintje een vrij open ruimte, die overschaduwd werd door het dichte bladerdak der boomen, wier krachtige stammen dit luchtdorp torsten.

Van heel de karavaan bleven alleen over de Portugees, de voorlooper, Max Huber, John Cort en de negerjongen Llanga. "De wagen! De wagen!" bleef Urdax roepen, en met groote moeite gelukte het werkelijk aan het vijftal om het zware voertuig tusschen de boomen te krijgen. Misschien zou het daar veilig zijn, als de troep olifanten zich ten minste bij het boschje tamarindeboomen in tweeën splitste.

Het was aan den voet van een der tamarindeboomen, dat de drie blanken zich nederzetten voor het maal, dat door Llanga gebracht werd en onder het eten werd de verdere tocht besproken. "Wij moeten nu Zuidwestelijk gaan", zei Urdax. "Ja, want ik geloof dat wij vlak Zuid een dicht woud voor ons hebben."

Het was een Inyala, een soort antilope, grijs met bruine stippels, met spiraalvormig gedraaide horens en lange haren onder den hals en borst. Het dier woog meer dan tweehonderd vijftig pond, en Llanga, die als een jachthond er op toegeloopen was, kon er dus niets mede beginnen. Maar Khamis kwam hem te hulp.