United States or Guam ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zie mede de vroeger vermelde schrijvers en VAN LEEUWEN'S Aantt. op it aade Friesche Terp, 453 env.

In het voorberigt hiervan komen eenige ophelderingen daaromtrent voor, en mede in zijn Beknopt Overzigt van de Friesche Geschiedenis, waarvan het eerste gedeelte voorkomt achter van Leeuwen's uitgave van it aade Friesche Terp, bl. 289, 298, 300, en vertaald in het Friesch Jierboeckjen, foar 1831 en vervolgens. Aant. 3, op bladz. 18. Oude Handels-geschiedenis.

Zie VAN LEEUWEN'S schets dezer togten voor de Herinnering aan het geslacht Sirtema van Grovestins, in de Vrije Fries, V 232, en vooral de noot op bl. 237, omtrent den tijd van het eindigen dezer invallen. Er bestond echter, buiten de plunderzucht der Noormannen, nog eene reden, waarom zij Friesland aan de Franken zoo lang en zoo hevig betwistten.

Alles geschiedde overeenkomstig de zeden der oude Germanen, die hier het langst bewaard bleven . Naar aanleiding van WIARDA'S werkje over de Landdagen der Friezen bij Upstalboom, gaf de Heer Mr. A. TELTING daarvan in de Leeuw. Cour. 1831, N^o. 79 eene Herinnering, welke voor een groot gedeelte is overgenomen in VAN LEEUWEN'S Aantt. op it aade Friesche terp, bl. 399.

Historie, 1749, I; CERISIER, Gesch. der Ned., 1781, I, 24, 29, 82-136; GAILLARD, Geschied. van KAREL den grooten, 1785, I 225, II 32 enz.; WESTENDORP, Jaarboek, Gron. 1829, 1-97; VAN LEEUWEN'S Kronyk der vrije Friezen, 1834, 1-59, benevens de belangrijke Aanteekeningen daarop, enz. Omtrent de bijzondere bronnen van dit laatste gedeelte, zie men Aanteekening 6.

RUUSBROEC heeft tegen HEILWYCH BLOEMAERTS gepreekt en haar invloed bestreden. RUUSBROEC'S vurige bewonderaar, de kok JAN VAN LEEUWEN, spreekt van "een overheylich wijf die hiet hadewijch" en van hare "edel goddelike leringhe"; die "leringhe" is zichtbaar in JAN VAN LEEUWEN'S geschrift: die rolie der woedegher minnen. Zie daarover het artikel van Dr. C.G.N. DE VOOYS in: De XXe eeuw, IX, 181.

" zegt hij, "och van den Bergh ge moest eens even een handje helpen." En van den Bergh ik gebruik dien naam, dewijl ik geen' tijd heb, om in van Leeuwen's "Batavia Illustrata" een uitgestorven familie op te zoeken, van den Bergh staat op, of hij oorlog voerde, met zijn stoeltje, dat bonkt tegen de snipperbak, maar slaat de deur van het kantoor niet ruw achter zich digt.

Zie de opsomming daarvan in VAN LEEUWEN'S Aantt. op It aade Friesche terp, Leeuw. 1834, 291; VAN RIJN'S Aantt. en Nabericht op de Oudheden en Gestichten van Vriesland, Leiden 1723, I 88, II 357; YPEIJ, Gesch. v. d. Ned. taal, I 150; de Voorrede van het Stamboek van den Frieschen Adel, Leeuw. 1846, bl. II; ACKER STRATINGH, II 108 en bij vele anderen. De omvang en toestand van het Oude Friesland.

Hierin is de gansche bedoeling van het verbond der Zeelanden te zamengevat. Aant. 10, op bladz. 59 en 60. Veranderde Toestand des lands, de Zuiderzee enz. Als latere bronnen der geschiedenis van de veranderingen des bodems en der watervloeden verwijzen wij hier naar de Inleiding van van Leeuwen's Tafereel van den Watervloed, Leeuw. 1826; F. Arends, Nat.