United States or Switzerland ? Vote for the TOP Country of the Week !


In zijn achttiende jaar stierf Lodewijk, ongehuwd en zonder kinderen na te laten, en met hem was het geslacht des Grooten Karels, en alzoo de Karolingische stam, uitgestorven. Over de volgende Vorsten en Regering, den oorsprong van het graafschap Holland enz. verwijzen wij den Lezer tot het Friesch Jierboeckjen, 1833, § 15 en volgenden. West. Jaarb. I. 131 volgg.; Wagenaar, F. Sjoerds, en anderen.

Aanteekening op de Oude Friesche Wetten, 118. Zie over het vermelde VAN LOON, Aloude Regeringswijs van Holland, IV 175; FOEKE SJOERDS, Beschrijv. I 423; Tegenw. Staat, I 128; VAN HALMAEL, in het Friesch Jierboeckjen foar 1834, VII.

Aangaande de uittogten van 1672 heeft Mr. A. Telting vele medegedeeld in zijne twee bijdragen: Oer B. Bekker, de Fulleniussen, in it Bloedjier 1672, geplaatst in het Friesch Jierboeckjen foar 1835, en Brief van Goslik Colonna, Hopman over eene Compagnie Franeker burgers, aan den Magistraat van Franeker, voorkomende in de Vrije Fries, I 70.

Over de Wetten vergelijke men onder anderen § 4 van het Overzigt in 't Friesch Jierboeckjen van 1833, en § 3 van 1834. Bl. 138. Ao 1500. Fjouwer lotter-claer enz. Zie voorts Epkema, Woordenb. op Finne, en Weiland, N. T. Woordb. op Veen. Bl. 142. Ao 1504. Weerdenbras.

Het vierde tijdvak, van 1584 tot aan 1795, tijdstip van het vertrek van Prins Willem den V., laatste Stadhouder der VII Vereenigde Gewesten, uit Holland, zal het Stadhouderlijk Friesland genoemd worden. Het vijfde, zullende gaan van 1795 tot de omwenteling van 1813, zal den naam ontvangen van het Nieuwere Friesland. Zie gem. Jierboeckjen. H. v. Rhyn, in zijne Aantt. op de Friesche Oudhed. en Gest.

Zie Friesch Jierboeckjen, 1833, §§ 4 en 7; bijzonder Charterboek, Voorrede I. bl. 40 volgg. en aldaar den Giftbrief; vergel. West. Jaarb. bl. 55 volgg. Doch men wilde liever bij het oud regt blijven, dan deze zware taak te verrigten, en men was dus onwillig. Des Keizers wil woog echter zwaarder, dan die der twaalven, en het werk werd volbragt. De wijzen kozen lijdzaam en moedig het laatste.

Hoe zou ik dan, M. H.! na U de bestaande spraakkunsten, zoo verre mij bekend, te hebben opgenoemd, mogen nalaten, U het schoone stukje over de spelling van den Heer HALBERTSMA te herinneren, geplaatst in den jaargang voor 1834 van het Friesche Jierboeckjen? Eenvoudig en duidelijk is die poging, om den rijkdom van ons Landfriesch in letterteekenen uit te drukken.

De Landstreek van deze Provincie. Over deze verdeeling en het bestuur der Graafschappen, vergelijke men onze Aantt. bl. 344; § 4 van het Overzigt in het Friesch Jierboeckjen 1833, en de 2de § van dat van 1834. Over de benamingen van Estrachia of Austrachia en Westrachia, moet ik nog wel aanmerken, dat Alting in zijne Descriptio agri Batavi et Frisii, of Notit. Germ.

Over de Friesche kerken en kloosters kan men uitvoeriger berigten vinden in: SCHOTANUS, Beschrijvinge end Chron. 298; Oudheden en Gestichten, I 24 en verv.; FOEKE SJOERDS, Beschrijving, I 64, 635; Tegenwoordige Staat, I 32, 251, 434; VAN HALMAEL, in het Friesch Jierboeckjen foar 1834, XV, en de Lijst der Kloosters achter het Stamboek van den Frieschen Adel; VAN LEEUWEN, Aantt. op it aade Friesche terp, 395, 405, 440.

Vergelijk hierbij de Voorrede voor het II deel van 't Charterboek, p. 65 en 66. Vervaardigd voor het, door 't Friesch Genootschap uitgegeven, Friesch Jierboeckjen.