United States or Lesotho ? Vote for the TOP Country of the Week !


Men kookt gestampte beschuiten met water en wijn, suiker en kaneel, en roert er een weinig aangemengd aardappelmeel door: dan neemt men de pan af, voegt er rijpe aardbeziën bij, die een uur vooraf met suiker bestrooid zijn geworden. Men presenteert er biscuits of columbijnen bij. Kersen of morellensoep.

Voor 5 o. mispelen neemt men 5 ons suiker, 2 kopjes brandewijn, wat citroenschil en pijpkaneel. Van de rijpe vruchten snijdt men de ruwe kroontjes, veegt ze met een doek af, kookt ze in water tot men ze doorsteken kan, schudt ze op eene zeef om uit te druipen, en steekt er vervolgens een stukje citroenschil en kaneel in.

Het ijzer wordt op beide zijden boven het vuur gehouden, en de wafelen worden, nog warm zijnde, met een weinig gesmolten boter bedropen, en met suiker en kaneel bestrooid. Des verkiezende, kan men in het beslag, vóór dat het te rijzen wordt gezet, een halven kelk arak of rhum gieten.

Of: de appelschijven worden met 1 o., 2 1/2 l. suiker, evenveel krenten, geraspte citroenschil en kaneel aan lagen in de korst gelegd. Of: de appelen worden in hun geheel geschild; midden doorgesneden, van de klokhuizen ontdaan, en dan op de ronde zijde met een scherp mes een weinig gekorven.

Afgeroomde zure melk zet men in de nabijheid van het vuur, zoodat de waterige deelen zich afscheiden, zonder dat de melk hard wordt en laat haar dan, in een linnen sloop opgehangen, uitdruipen. Vervolgens roert men haar gelijk, met wat versche room, suiker en kaneel er door; giet ze dan in een diepen schotel, strijkt ze glad, en bestrooit ze met suiker en kaneel. Zij verdikt zeer door het staan.

In den winkel, waar ze nooit kwam, omdat de meisjes of meester daar altijd zelf de boodschappen deden, gaf zij, met een hoog stemmetje, wat heesch van verlegenheid, haar bestelling: een half pond koffie en een stuiver kaneel.... De winkelier keek haar nadenkend aan, vroeg dan van wie ze kwam. "Van meester Jonkers," zei Sprotje zachtjes.

Men laat de helft van de melk koken, doet de rijst er in met wat kaneel en foelie, en laat haar langzaam zacht worden; dan eerst voegt men de overige melk, met suiker en zout er bij, en laat de soep nog een weinig doorkoken. Op het laatst kan men om te binden er nog een weinig aardappelmeel doorroeren. Voor iedere persoon rekent men op 4 1/2 m. melk en 3 1/2 l. rijst. Soep van paarlgarst.

Een klein soepbord dikke zure room wordt met 4 eijerdoijers, 2 lepels suiker en 1/2 lepel kaneel geklopt; dan roert men het tot schuim geslagen eiwit er door en, als de koek bijna gaar is, verdeelt men het met een lepel daarover. Als men de korst niet schuimig verkiest te hebben, moet het wit terstond te gelijk met alles door den room worden geroerd.

Karmeliter koek. 11 eijeren en het wit van 9, worden te zamen tot schuim geklopt, en dan achtereenvolgend er bij gevoegd: 3 o., 7 1/2 l. gezifte suiker, 2 1/2 o. amandelen, met het bruine schilletje, die in wat rozenwater niet al te fijn zijn gestampt, 3 lepels kirschwasser, eene geraspte citroenschil, 4 w. kaneel en 1 geraspte notemuskaat.

Bessenkoek. 4 eijeren en 3 lepels meel beslaat men met ongeveer 2 1/2 m. melk, en doet er een weinig zout in, benevens wat kaneel. Hiervan bakt men, met boter, een koek, en legt op het nog vloeibare beslag eene dikke laag rijpe aalbessen, die men daarna met 1 o., 2 1/2 l. gestooten beschuit bedekt.