United States or France ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hypata, Hypata of ta Hypata, bergstadje in het gebied der Aenianen tusschen Thessalia en Hellas. In de nabijheid was de vergaderplaats der heksen en toovenaars, de grieksche Blocksberg. De Hypataeërs hadden den naam, bekwame toovenaars te zijn. C. gedood.

Maar Charis zeide mij teeder, terwijl zij opzag in mijn menschelijke oogen: Mijn lief, ik herken je blik... Van den eersten keer, dat ik je zag... Het was bij de poort van Hypata... Het was buiten de stad, op den heirweg... Je liep naast mijn draagstoel voort... Je blik, je lieve blik staarde mij toe... Ik had je lief, ik had je lief om dien blik... Toen... toen verdween je.... O je verdweent!! En een slaaf riep luide ons van zijn rijdier toe, dat wie verdwenen was, Charmides heette en de zoon was van Lyzias uit Epidaurus!

Verwerp toch niet onze waarschuwing! Denk toch, ik, dichter en toerist, ik werd ook verliefd, als gij vaak wordt; ik werd verliefd op Meroë, de beroemde hetære van Hypata, maar zij is een dienares van Hekate en zij zweeft 's nachts rond door de lucht, met de schimmen van Medea en Circe, die twee tooverprinsessen, dochters van de Zon, en zij bezweert met haar beiden de Maan en de Sterren en den Storm!

Welnu, ik was in Hypata. De herberg was er groot, meer een aanzienlijk diversorium en ik stelde er mij, gedachtig, dat ik een handelsreiziger was, in betrekking met verschillende handelaren: zij kwamen bij mij om te zien mijne stalen van purper, mijne monsters van parelen, het grein van mijn wierook en geurwerk. Ik deed werkelijk geen slechte zaken. Verder leefde ik er als een vermogend jongmensch, die twee, drie eerste dagen, bezocht de Thermen des middags en de portieken des avonds en was er dadelijk, door mijne betrekkingen, omringd door een kring van vrienden en kennissen. En de stad scheen mij zelfs levenslustiger en schooner toe dan Corinthe, dat toch eigenlijk reeds verviel en insliep... Wat dreef er toch voor opwekkends in de lucht van Hypata?? Als een geheime dronkenschap, die deed grijpen naar bekers, naar

Nooit zoû ik, ezel of man, vergeten lieflijke Charis' naam en misschien, dat Charis niet vergeten zoû, hoe buiten de poort van Hypata tot haar oor was door gedrongen de naam van Charmides, Charmides, die haar aanbad! O, zoo de goden, de zalige, van Eleuzis, eens weêr samen zouden doen klinken, in eene zelfde ure, die beide namen van Charis en van Charmides, van Charmides en van Charis!

En de eene man at vuur en de andere slikte een gladiatorezwaard in.... Gij moet dan weten, Charmides, zeide Crito; dat ik samen met Chremes reisde, hij in wol, ik in kaas, en dat wij reeds sedert lang goede vrienden zijn, niet waar, Chremes? Voorzeker, Crito, antwoordde Chremes. En ge moet weten, Charmides, dat wij kwamen op een driesprong van wegen, dicht bij Hypata....

Edele jonkvrouw, waar vinden wij thans Menedemus? In welke van zijn tallooze buitenverblijven? In Hypata wellicht?

De ezel van Charis, Menedemus' dochter uit Hypata? Maar Charis, gelukkig, bespaarde mij veelvuldig, moeizaam hoefschrift en riep zelve uit, na ook gelezen te hebben: De ezel van Menedemus' dochter? Neen, domme slaaf, maar haar bruidegom, die in dezen aanbiddelijken vorm uit den oorlog is gekomen, en toen hij gewond werd, zijn spraak verloor! Hoewel hij mijn naam als muziek zegt!

In mijn kleinen, metalen reisspiegel zag ik, dat ik er uit zag, als Davus, een schim gelijk! Postmeester, zeide ik. Wij zijn moê. Ik zoû niet gaarne morgen weêr voort willen trekken. Ik moet naar Hypata en de weg is lang. Ik wensch een paar dagen hier te toeven. Kan dat? Voorzeker, heer Charmides, zeide de postmeester. Uw kamer is de uwe, voor u en uw knecht.

Heb ik dan geen hersens om na te denken hoe het zijn kon, dat gij buiten de poort van Hypata verdweent, toen er een mooie maagd werd voorbij gedragen en hoe een ezel verscheen precies als er een ezel verscheen en weêr verdween, toen Nausistrata zoo verschrikte op den heirweg...? En heer, ach heer, zoo een ezel heb ik bereden en heb ik misschien wel geslagen en met den hiel gespoord; ik, heer, ik, Davus, uw trouwe slaaf, die u diende van klein jongsken af!