United States or Libya ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Maak je niet ongerust! de vijandelijkheden zijn niet hervat. Musette is den laatsten nacht van haar bohème-leven bij mij komen doorbrengen." "Wat bedoel je daarmee?" "Zij gaat trouwen." "Wat!" riep Rodolphe uit. "En met wien, lieve hemel?" "Met een postmeester, den voogd van haar laatsten minnaar, een type, naar het schijnt.

Ik toonde mijne papieren: "Charmides, zoon van Lyzias van Epidaurus, handelsreiziger, op weg naar Thessalië, gehuurd hebbende vier postbuffels, wordt gemachtigd bij de halte van den vijf-en-twintigsten mijlpaal deze buffels te verwisselen voor wederom vier postbuffels..." Ze zien er afgetakeld uit, heer Charmides! zei de postmeester, naar de uitgeputte dieren kijkende.

Ik ben zelve ook afgetakeld, postmeester! zeide ik. En mijn knecht niet minder: die ligt in den wagen voor dood. Wij hebben zoo veel van den storm te lijden gehad, dat ik dacht nooit te zullen aan komen. Storm? vroeg de postmeester verbaasd. Nu ja, het heeft wat gewaaid...

Rampen van jeugdiger dagteekening, uitgelokt door den opstand der Babys, hebben de herinnering aan den inval der Tartaren uitgewischt en er veel toe bijdragen om de bevolking der stad te doen verminderen. Den volgenden dag gingen wij met den postmeester naar buiten, naar prachtige tuinen langs den oever van een klein rivierke.

Maar heel best waren de vooruitzichten niet en de postmeester kwam met een bedrukt gezicht den kapitein raadplegen.

Het Huis Benthem was hier het eerste Postkantoor en JETSE STIENSMA de eerste Postmeester. Charterboek, V 693, 707. Groot was de vreugde in het vaderland over de schitterende overwinning, welke op dezen togt werd behaald. Men wilde echter het behaalde voordeel vervolgen en den vijand door vernedering tot vrede dwingen.

De reizigers, die dezer dagen zullen komen en gaan, kan ik altijd wel onder dak brengen, ook al blijft ge langer toeven dan meestal een reiziger toeft. Ik bedankte den postmeester, ik at, Davus verzorgde mijne wonden; ik sliep, ik ging daarna in gepeinzen den weg op.

Het was ruim tien uren, toen wij te Tarbes aankwamen, en hier moesten wij tot den volgenden morgen blijven, om met den postwagen van Bayonne naar Toulouse, tot Auch te rijden. Deze is wel de hupschte en vriendelijkste postmeester, dien ik immer ontmoet heb ; ik had zulks reeds in het heengaan ondervonden, en werd 'er nu nog volkomener van overtuigd.

In mijn kleinen, metalen reisspiegel zag ik, dat ik er uit zag, als Davus, een schim gelijk! Postmeester, zeide ik. Wij zijn moê. Ik zoû niet gaarne morgen weêr voort willen trekken. Ik moet naar Hypata en de weg is lang. Ik wensch een paar dagen hier te toeven. Kan dat? Voorzeker, heer Charmides, zeide de postmeester. Uw kamer is de uwe, voor u en uw knecht.

Telkens stak hij het hoofd buiten het met zes paarden bespannen en dus toch reeds zeer in het oog vallende rijtuig. De gevolgen bleven niet uit. Te St. Menehould werd hij door den zoon van den postmeester Drouet, een volbloed republikein, herkend en te Varennes aangehouden.