United States or Estonia ? Vote for the TOP Country of the Week !


De voorschreven polder van Rijp en Graft is groot, omtrent 1400 morgen, Geest-meer, Ambachts-maat, en is omtrent zoo veel water als land, dat is 700 morgen waters, hetwelk twee watermolens, in een etmaal, een' duim in de hoogte konden uitmalen.

Hij verhaalt in zijne kleine kronijk , dat het hem heugde, dat er in Holland niet één achtkante oliemolen met stampers bestond, en dat hij voor eigen gebruik den eersten zoodanigen molen tegen Rijp en Graft getimmerd en gemaakt heeft; dat die molen, toen hij dit schreef, bijna 45 jaren gebruikt en nog gangbaar was. Hij schijnt dus ook olieslager te zijn geweest.

Tegen tien uur wordt een trein gevormd, waarbij een ruiter als voorrijder dienst doet en de flinkste en best opgetuigde paarden voorafgaan. Blijkbaar moet dit gebruik ingeschakeld worden in de reeks der vastenavondoptochten, en hebben wij te doen met een reinigings- en vruchtbaarheidsritus; zie C. V. D. Graft, Volkskunde XVII, bl. 31. Over vastenavondliedjes en -gebruiken vergel.

C. V. D. Graft onderscheidt twee hoofdtypen: 1e De lange stok, die allerlei lekkernijen doorboort, het Friesche type; en 2e De vlechtvormige hoofdkrans, gewoonlijk "krakeling", maar ook wel "rad" of "wiel" genoemd: het Saksische type.

Thrya thrittich fêt is hju hâch. Flåt fon boppa. En lyth huske thêr vppa, hwâna mån tha ståra bisjath. An aider syd thêre tore ståt en hus, long thrya hondred, brêd thrya sjugun fêt, êlika hâch bihalva thju hrof, thêr rondlik is. Altham fon hyrbakken stên, ånd fon buta ne send nênen ôthera. Om tha burch is en hringdik, thêrom en gråft diap thrya sjugun fêt, wyd thrya twilif fêt.

C. V. D. Graft in Volkskunde XXII, bl. 45 vlg. Ook elders in Overijssel wordt dit lied nog gezongen en wel bij het paaschvuur. Zingend trekken de Ootmarsummers de straten door, keeren op het marktplein terug en gaan ter kerke. In den namiddag wordt dit gezang herhaald en besloten door den middagdienst. Tegen vier uur wordt nogmaals gezongen bij het paaschvuur.

Svme blikton lik svnna. Tha skilda thêr witking ånd thêra skolta bi tha nachtum wêron mith gold vmborad. Abefta thêre flyt was en gråft gråven, to hlâpande dâna alingen thêre burch Forâna ånd forth mith en ênga muda in . To fâra thêre flâte wêre thit tha utgvng ånd et Fly tha ingvng. A bêde syda thêre gråft send skêne husa mith hel blikanda farwa mâlad.

Een deel onzer wetenschap aangaande dit merkwaardig lied hebben wij te danken aan een degelijk onderzoek van Prof. Den tekst vindt men o.a. in: Hor. Belg., II, no. 3. Vgl. voorts Het Lied in de Midd., bl. 117 vlgg. en Middelned. Historieliederen door Dr. C.C. VAN DE GRAFT, bl. 48 vlgg. Ook nog VAN LENNEP'S Vondel, III, 350 noot op vs. 113-114. Over de bekendheid van het lied in lateren tijd vgl.

Leegwater, van de Rijp, in den polder van Rijp en Graft menigmaal gepeild heb, en bevonden met twee watermolens, gerekend een' voet in het vierkant, en zes voet hoog voor eene tonne waters.

Een kleyne Cronyke en voorbereiding van de afkomst en het vergroten van de dorpen Graft en de Rijp, en van meer verscheiden notabele oude stukken en gebeurtenissen. »Het is," zoo als de Heer De Wind naar waarheid zegt, »eene Kronijk van al wat hij hoorde, vernam en deed; alles voorgedragen in eenen eenvoudigen, maar zeer naïven stijl, zoodat dit boekje zich met het grootste genoegen lezen laat."