United States or Luxembourg ? Vote for the TOP Country of the Week !


Een aantal knapen zijn bezig met het afplukken der roode en witte moerbeziën, zoo groot als duiveneieren, waarmede de reusachtige boomen bezaaid zijn; elders gloeien, onder het hooge geboomte, te midden van het donkere groen, de roode vruchten der granaten.

Toen Pencroff deze hagelsteenen zag vallen, waarvan sommigen zoo groot als duiveneieren waren, dacht hij er slechts aan dat zijn korenveld zeer veel gevaar liep. Hij ging oogenblikkelijk naar zijn land, waar reeds kleine, groene sprietjes te zien waren en met behulp van een groot zeil slaagde hij er in zijn oogst te beschermen.

Deze eieren zijn langwerpig en zoo groot als duiveneieren; de schaal is minder hard dan die van kippen- of schildpadeieren en laat zich met de hand eenigszins kneden. Gekookt, smaken deze eieren zeer lekker. 31 December. In den morgen laat ik mij met eene prauw naar eene naburige rots roeien, die omstreeks honderd el boven het water uitsteekt.

De zon werd met een dicht floers overtrokken, zware wolken pakten zich samen aan den hemel, en ontlastten zich weldra in een vreeselijk onweder. Aan alle kanten zag ik den bliksem flitsen en het doffe gerommel van den donder vervulde de lucht. Daarbij viel er een zware regen van hagelsteenen, zoo groot als duiveneieren, op mij neer.

Wij zagen toen zulk een geduchte hagelbui, als we er ons moeilijk een konden voorstellen; in een oogenblik lag er een witte laag over de straat alsof we midden in den winter waren; de hagelsteenen waren zoo groot als duiveneieren en terwijl zij vielen, maakten zij een dof geraas, dat van tijd tot tijd door het rinkelen van glazen afgewisseld werd. Hoe jammer van onze pannen, zeide Martha.

Het tempeest groeit aan, de donderslagen doen het kasteel op zijne grondvesten daveren; daar vallen eensklaps hagelsteenen zoo zwaar als duiveneieren, en de verbrijzelde schalien vliegen kletterend door de lucht.... Wij stonden nevens mijnheer te beven en te bidden, toen eensklaps een klagend noodgeroep, al van een stervend mensch, zich buiten het kasteel liet hooren.

Fransoo maalde koffie, en Pallieter zette de tafel onder het glazen dak, om den regen er te hooren opbonken. Tegen het glas, langs binnen had een knokige druivelaar zich opgewerkt, en spreidde er nu een weelde van blad en vruchten uit. Och! een vracht van over de honderd purpele druiventrossen, met vruchten groot als duiveneieren! Hei, wat nen boom!

De eene was een kruis van zuiver goud, bezet met diamanten; de tweede was een driehoek van zilver, ingelegd met pareltjes en met drie parels aan de drie hoeken, zoo groot als duiveneieren; de derde was eene ster met twaalf punten, alle bezaaid met roode, blauwe, gele en groene edelgesteenten. Het gouden kruis was alleen al zoo groot, dat het de heele borst bedekte.