United States or Japan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Koning Boudewijn met de Edelen, waaronder ook Cammingha en Ockinga vielen den Parthen in handen; Roorda en Harmana werden zwaar gewond, doch ook weder genezen en de gevangenen uitgewisseld. In het jaar 1145 liet Paus Eugenius III door den heiligen Bernard op nieuw het Kruis prediken. Keizer Koenraad en Lodewijk VII van Frankrijk namen zelven het Kruis aan.

De taal van Reinout scheen eenigen indruk op de aanwezigen te maken: de Abten van Lidlum en Sint-Odulf althans gaven blijken van goedkeuring; terwijl Cammingha en Martena een blik van ontevredenheid op Adeelen sloegen. "Beschermt den weerlooze," vervolgde Reinout, "gij allen, die vrienden zijt van ons huis. Ik smeek u daarom, in naam mijns vaders, in naam van den edelen Aylva."

Terstond herinnerde hij zich de voorspelling van Barbanera , en het hoofd bukkende, onderging hij zwijgend den genadeslag, die hem bij de overige lijken voegde. "Is die gevloekte Graaf dan nergens te vinden?" brulde Adeelen, terwijl hij rondliep als een leeuwin, die van haar jong beroofd is. "Waar zoude hij wezen?" zeide Cammingha, die hem tegenkwam: "zij zijn allen dood op één na."

Na hunne herstelling zijn deze beiden eindelijk door Koning Godfried tot ridder geslagen. Naderhand zijn nog verscheiden Friesche Edellieden, Homminga, Roorda, Cammingha en Ockinga naar Palestina getogen, en hebben onder Boudewijn, den tweeden Koning van Jeruzalem, lauweren bevochten tegen de Saracenen.

De Groote of Jacobijner kerk is volgens Gabbema, Verhaal van Leeuwaarden, gebouwd in den jare 1487, doch, volgens J. van den Bosch, in zijn meergem. werk, was zij reeds door de Heeren van Cammingha en eenige rijke burgers in 1228 gesticht; en daarna afgebrand zijnde, werd zij herbouwd in 1487.

Dat hunne namen in het Friesch GERRIT en MURK waren, zoo als YPEIJ, I 161, wil, is waarschijnlijker dan de meening van WINSEMIUS, 24, dat ze van het geslacht HERMANA en CAMMINGHA zouden geweest zijn. Familienamen en Wapens schijnen hier toch eerst omstreeks den tijd der kruistogten in de 11e eeuw te zijn aangenomen. Uitbreiding van Friesland.

Zonder een woord te spreken, reed Willem naar den dijk, en, dien beklommen hebbende, zag hij uit zijn oogen het bedroevende schouwspel. Het waren de Baanrotsen van Merwede en Antogne, die, vroeger geland, door de gansche macht van Cammingha waren overvallen en op de vlucht gedreven. "Ontplooit de banier!" riep de Graaf, zich omwendende: "en voorwaarts! op die muiters aangerukt!"

De rechtervleugel, zoo men overal verspreide krijgsbenden aldus noemen kan, werd door Adeelen aangevoerd: Cammingha bestierde de verdediging van Coudum af tot aan Warns: en de linkervleugel was aan Martena toevertrouwd. De Abten van Lidlum en Bloemkamp vormden met hun talrijke en welgeoefende conversen twee hulpbenden, gereed om zich overal te begeven, waar de strijd het heetste was.

Onderscheidene andere edelen, als HOMME HOMMINGA, GOFFE ROORDA, SICKO CAMMINGHA en TJALLING OCKINGA voerden eerlang nieuwe benden Friezen aan. In vele gevechten met de Saracenen behaalden zij grooten lof van dapperheid, waarom BOUDEWIJN, de tweede Koning van Jeruzalem, en andere hoofden des legers hen bijzondere achting toedroegen.

Cammingha, welke met Martena-State te Cornjum, bijna de eenigen zijn, die, in den voorvaderlijken tijd gesticht, nog de algemeene slooping zijn ontkomen; want ook Tjaerda-Stins te Rinsumageest zal spoedig, naar het voorbeeld van Liauckama te Sexbierum, Hania te Holwerd, Holdinga te Anjum, Nieuw-Botnia te Franeker en zoo vele anderen binnen weinige jaren vernietigd, in eene puinhoop verkeeren.