United States or Zambia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ze worden daar goed verzorgd en staan gereed om te vertrekken." »Laten we dan vertrekken," antwoordde de Nana. »We moeten voor het aanbreken van den dag te Adjuntah zijn." »En waarheen dan verder?" vroeg Balao Rao. »Heeft deze overhaaste vlucht je plannen niet tegengewerkt?"

»Nooit." »Heeft ook geen vreemdeling hem ooit bezocht?" »Niemand," antwoordde de Gound, »behalve een vrouw." »Eene vrouw?" vroeg Balao Rao driftig. »Ja, een vrouw, die sedert ongeveer drie jaren in de vallei der Nerbudda rondzwerft." »Wie is die vrouw?"

»Maar," zei Balao Rao, »als die vrouw den pâl van Tandît kent, zou ze er wel eens kunnen terugkomen terwijl we er wonen, en gevaarlijk voor ons kunnen worden?" »Dat nooit," antwoordde de Gound. »Die vrouw is niet recht bij haar verstand, hare oogen zien zonder te weten wat ze zien, hare ooren hooren niet wat ze meenen te hooren, haar tong kan geen woord meer uitspreken!

Hij heeft duizend gulden uitgeloofd aan hen, die hem Nana Sahib zal overleveren!" »Dandou-Pant!" riep Balao Rao uit, »je hoofd is meer waard! Dat zou nauwlijks de prijs van het mijne zijn en na drie maanden zouden ze maar al te gelukkig zijn ze beiden voor tien duizend gulden te hebben!"

Terwijl Nana Sahib en Balao Rao dan in het zuiden zouden werken, moesten hunne bondgenooten aan de noordelijke hellingen der Vindhyas hunne maatregelen nemen. Alvorens naar de vallei der Nerbudda terug te gaan, wilden de twee broeders het koninkrijk Pannah nog bezoeken.

Maar het was Balao Rao niet voldoende te weten wat de pâl van Tandît heden was, hij wilde ook weten wat hij geweest was en terwijl de nabob het inwendige van het fort bezocht, ging hij voort met den Gound te ondervragen. »Nog eenige vragen," zeide hij tot hem. »Hoe lang is die pâl verlaten?" »Sedert langer dan een jaar," antwoordde de Gound. »Wie bewoonde hem?"

Geheel onbewust, zou de hand van Kâlagani hem naar de woeste streek der Vindhyas geleiden en eenmaal daar, zou niemand hem aan het vonnis kunnen onttrekken, dat de haat van Nana Sahib hem bereid had. Balao Rao wist nog niets van hetgeen tusschen den Bengali en zijn broeder gesproken was.

De godsdienst zal ditmaal de volgelingen van Çiva en van Vishnoe medesleepen. Op het vooraf beraamde tijdstip, zullen bij het overeengekomen signaal, millioenen Hindoes opstaan, en de koninklijke armee zal vernietigd worden!" »En Dandou-Pant?...." vroeg Balao Rao, de hand van zijn broeder grijpende.

In dit antwoord lag alles opgesloten. De paarden werden op nieuw in galop gebracht en sloegen den weg in door het bosch, dat zich aan den zoom van de vallei der Nerbudda verhief. Het was toen vijf uur 's morgens. De dag was pas aangebroken. Nana Sahib, Balao Rao en hunne metgezellen waren aan den woest stroomenden Nazzur aangekomen, die naar den pâl liep.

Balao Rao, oudere broeder van Dandou-Pant, doch nauwlijks een jaar, geleek hem lichamelijk sprekend, maar ook geestelijk was het Nana Sahib volkomen. Dezelfde haat jegens de Engelschen, dezelfde sluwheid in zijne plannen, dezelfde wreedheid in de uitvoering, dezelfde ziel in twee lichamen. Gedurende den geheelen opstand hadden de twee broeders elkander niet verlaten.