United States or American Samoa ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ongeveer in de vierde levensmaand zijn de jongen zooveel gegroeid, dat zij de moeder kunnen volgen; deze oefent hen vlijtig in 't klimmen, brengt hen op de hoogte van de middelen om voedsel te vinden, en geeft hen onderricht in vele den Beer noodzakelijke kundigheden.

Reeds in de 3e of 4e levensmaand wisselen zij hunne eerste tanden; in de 6e maand bekommeren zij zich niet veel meer om hun moeder. Als het de bedoeling is, ze op te voeden, of, zooals men gewoonlijk zegt, af te richten, moet dit niet te lang uitgesteld worden.

Na verloop van korten tijd toont het edele dier reeds een groote en levendige belangstelling in deze jacht, en na weinige weken heeft het reeds zooveel ervaring opgedaan, dat het ook voor 't vangen van andere, grootere Knaagdieren gebruikt kan worden. In de 5e of 6e levensmaand begint men het reeds af te richten voor de Hazenjacht, waaraan veel meer moeilijkheden verbonden zijn.

Jonge Honden lijden dikwijls aan de Hondenziekte, die een besmettelijke ontsteking van de slijmvliezen is en het veelvuldigst voorkomt tusschen de 4de en 9de levensmaand. Waarschijnlijk sterft meer dan de helft van de Honden in Europa aan deze ziekte of wordt althans hierdoor zeer benadeeld. Bovendien worden zij alle gekweld door parasieten, waarvan meer dan een dozijn soorten bekend zijn.

Deze eigenschappen bewijzen, dat het Paard van een goed ras is en snel loopt; want het gelijkt dan door zijn lichaamsbouw "op den Windhond, de Duif en het Kameel te zamen." In de 18e levensmaand begint de opvoeding van het edele dier. In 't eerst tracht een knaap het te berijden. Het leidt het naar de drinkplaats, naar de weide, maakt het schoon, kortom voorziet in al zijne behoeften.

De jongen zijn allerliefste diertjes, die een dichte, wollige, bleek vaalroode vacht bezitten; zij volgen hun moeder overal en toonen zich reeds na verloop van een paar dagen even behendig als zij is. Minstens 6 maanden lang behandelt de geit hen met de warmste genegenheid, is zeer zorgvuldig voor hen en onderricht hen in alle noodzakelijke kundigheden. Zij bestuurt hare spruiten met een eenigszins aan 't geblaat van een geit herinnerend geluid, leert hen klauteren en springen en doet hen soms eenige sprongen opzettelijk zoo lang voor, tot zij behendig genoeg zijn om hetzelfde waagstuk te ondernemen. De jongen zijn innig aan hun moeder gehecht en verlaten haar, zoolang zij jong zijn, zelfs niet bij haar dood. Zij groeien zeer snel, krijgen reeds in de derde levensmaand hoornen en hebben reeds in het derde levensjaar de volle grootte van het oude dier bereikt. Hun levensduur wordt op 20