Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 11 mei 2025


Bij elke bodemverheffing werd naar water uit gezien, doch steeds zagen wij geen ander beeld dan kaal, geelgrijs zand, grauwe cactusplanten, harde rotswanden en flikkerende zonnestralen, onder wier invloed het onbedekte deel van de huid verschrompelde, als de schil van een appel, die langzaam aan de lucht is gedroogd.

In ons land komen voor: de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis, die in huizen en schuren alle mogelijke eetbare zaken wegrooven, de dwergmuis, die in graanhalmen, vlasplanten, rietstengels, kreupelhout, enz. haar bolvormig nestje bouwt, maar weinig schadelijk wordt, ten slotte de boschmuis. Deze is geelgrijs op den rug, terwijl de witte buikzijde van de rugzijde scherp is afgescheiden.

De vier stammen van de Oeled Boe Saad met vaste woonplaatsen, in vier afzonderlijke wijken gescheiden door iets, wat op straten gelijkt, kunnen zich aan beide zijden van de wadi bewegen; een algemeene tint van droge modder is de karakteristieke trek van deze hoofdstad, en de weinige gewitte koepels in deze grijsheid steken sterk af bij deze symfonie van geelgrijs.

Van alle bekende Antilopen wijkt de Saïga of Steppen-antilope (Colus tataricus, Antilope saiga), die in het noordoosten van ons werelddeel veelvuldig voorkomt, door belangrijke eigenaardigheden zoo sterk af, dat men haar terecht als vertegenwoordiger van een bijzonder geslacht aanziet. Zij herinnert door haar gestalte en haar aard aan het Schaap, in sommige opzichten echter ook weder aan het Rendier. Haar gestalte is zeer plomp, het vel buitengewoon langharig en de beharing zoo dicht, dat zij op een gladde wollen deken gelijkt. Meer dan door eenig ander kenmerk onderscheidt zich de Saïga echter door den vorm van haar bovenkaak en meer bepaaldelijk van den neus. Gene steekt voorbij de onderkaak uit, deze is door een overlangsche groeve in tweeën verdeeld en met een kraakbeenige huid bekleed; hij kan samengetrokken worden, zoodat de huid rimpels verkrijgt, en is dus zeer beweeglijk; het geheel vormt een echte slurf; men zou dus aan deze groep den naam van "Slurf-antilopen" kunnen geven. De hoornen, die alleen bij den bok voorkomen, staan eenigszins verwijderd van elkander, zijn liervormig, bleek van kleur en doorschijnend. De rug en de zijden zijn in den zomer grijsgeelachtig, de ledematen onder de knie donkerder, de zijden van den hals, de onderzijde van den romp en de binnenzijde van de pooten wit, het voorhoofd en de kruin geelgrijs of aschgrauwachtig; een lancetvormige rugvlek in de kruisstreek, die met grovere en langere haren bezet is, heeft een zwartachtig bruine kleur. Tegen den winter wordt de vacht lichter van kleur, het dier krijgt dan een grijsgeelachtig, aan de buitenzijde witachtig haarkleed. De lengte van den volwassen bok bedraagt 1.3 M., waarvan 11 cM. op den staart komen, de hoogte van de schoft ternauwernood 80 cM.; de hoornen van den volwassen bok langs de kromming gemeten zijn 25

Woord Van De Dag

fabelland

Anderen Op Zoek